Haat ⚜ Liefde creëert hoop

30 2 0
                                    

 6 juli, 30e tijdperk~18:00 uur

Een prachtige oranje zon verdwijnt achter de hoge bergtoppen. De puur blauwe lucht wordt geleidelijk roze. Vogels kwetteren luidruchtig in de groene boomtoppen. Bijen dansen over de levendige bloemblaadjes. Hittegolven stijgen van het gouden zand. Mystieke wezens liggen in de schaduw van het oude bos. Gigantische vissen zwemmen door de helderblauwe rivier. In de warme zomerlucht rimpelt droog gras. Ook al is het al laat, de verstikkende hitte lijkt nog niet te zijn afgenomen. Dorpelingen puffen en hijgen terwijl ze hun dagelijkse werk voltooien. Het oogden een prachtige zomerdag.

Maar helaas was het gewoon een façade. Iedereen die verder zag, kon het kwaad waarnemen dat verborgen was onder de schitterende zomer. Donkere schaduwen tekenden zich af onder de grote eikenbomen. De kronkelende rivier verspreiden de geur van rottend vlees. Vergeten botten lagen verspreid onder het zand. Het groene gras was her en der versierd met dikke druppels bloed. Steeds meer dorpelingen misten lichaamsdelen. Littekens transformeerden de bewoners. Ze werden egoïstischer, gemener en wreder... De macht van de Haat groeide. Snel. En naarmate de duisternis groeiden, verloor iedereen zijn hoop. Zelfs op heden, wanneer eenheid het meest vereist was, werden jonge criminelen opgehangen. Ze werden gestraft omdat ze honger hadden...

Een kleine nederzetting ligt veilig verbolgen achter de hoge schaduwen van de berg. Een doordringende bel weerklinkt door de verlaten straten. Het eens zo vredige dorp wordt ruw verstoort.

Her en der verschijnen er nieuwsgierige blikken tussen de raamluiken. Dames in prachtige geborduurde japonnen en mannen in satijnen pakken lopen voorop om te zien wat er gebeurt.

"Hoor, hoor" roept een mollige oude man. Terwijl hij zijn woorden herhaalt, knijpt hij zijn grote ogen tot spleetjes om ze te beschermen tegen het brandende licht. Op zijn haarloze hoofd draagt hij een bordeauxrode baret, passend bij zijn pompeuze kleding. Terwijl hij zijn hoofd naar de vier jongens, keuring in één lijn opgesteld, draait, wappert de grote rode veer bovenop zijn hoed. De jongens hun trillende handen zijn stevig geketend voor hun lichamen. Hun aanzicht wordt verborgen met een grote zwarte kap.

"We zijn hier vandaag bijeengekomen om deze mannen te straffen voor hun overtredingen. Ieder van hen is schuldig bevonden aan misdaden tegen de kroon, waarop de doodstraf staat." Het publiek slaakt een luide zucht. Door het dorp klinken fluisterende stemmen. Eén voor één verwijdert een brede beul de kappen. De laatste knul, de grootste van hun allen, wordt arrogant door de beul van zijn kap beholpen. Rogue... de jonge rover.

Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes voor het felle licht. Het touw rond zijn nek protesteerd krakend wanneer de beul dit aantrekt.

"Moge de godin genade hebben met hun zielen", bidt de omroeper wanneer de beul de vloer onder hen vandaan haalt.

Voor het eerst in zijn leven hoopt Rogue dat Haat zijn plan slaagt. In de strijd om zuurstof branden zijn longen. Zijn hart klopt in zijn borst. Hij worstelt wanhopig om aan de strenge beperkingen te ontsnappen. De brandende pijn is bijna ondraaglijk. Zijn blik dwaalt af naar het warme licht. Ligt het aan hem, of wordt het licht steeds helderder? Zijn zicht is wazig, alsof hij te veel heeft gedronken. Waarom duurt het zo lang?! Hij heeft moeite zijn ogen open te houden. Natuurlijk gaat dit idiote plan mislukken! Een verdwaalde pijl doorboort het touw, net op het moment dat Rogues zenuwen op het punt staan te bezwijken.

Snakkend naar lucht valt hij neer op de droge grond.

"Rogue" roept Godfried terwijl hij voor zijn broer knielt. "Rogue" herhaalt hij voordat hij de strop verwijdert. "Waarom duurde het verdomme zo lang" gromt Rogue.

"Er waren complicaties" mompelt Godfried binnensmonds. Rogue krabbelt snel op.

"Complicaties, mijn reet", moppert hij en rent weg. Godfried protesteert luid maar Rogue heeft alleen oog voor zijn doel. Zuchtend draait Godfried zich om. Hij ziet Wolfgang en Albrecht met drie troepen vechten. Heinrich vecht met zijn vuisten tegen de beul. De dorpelingen vluchten schreeuwend. Hun gemeenschap is nog nooit eerder aangevallen. "Verdomme" klinkt luid. Geschrokken draait Godfried zich om. Wie anders, behalve zijn broer?

"Wolf!" roept Albrecht uit. Hij sprint naar zijn broer. Sleurend aan zijn vest trekt hij hem achteruit. Luid vloekend grijpt Wolfgang zijn knie.

"Perfect," kreunt Godfried en rent naar hen toe.

"Wat gebeurt er?"

"Zijn knie is ontwricht", antwoordt Albrecht, terwijl hij een dode soldaat wegduwt.

"Het spijt me, Wolf" mompelt Godfried terwijl hij een pijl tussen Wolfgang zijn tanden plaatst. Wolfgang mompelt iets triviaals, wat Godfried het zwijgen oplegt.

"Op 3", zegt Albrecht. Hij stopt Wolfgang zijn knie tussen zijn benen.

"Eén" begint hij. Wolfgang haalt diep adem. Albrecht telt tot ieders verbazing niet verder. Wolfgangs knie wordt door hem weer in positie getrokken.

"Wat in hemelsnaam", roept Godfried uit. Wolfgang gromt als zijn botten kraken. "Wat is er gebeurd met twee en drie", roept Godfried uit.

Boos spuwt Wolfgang de pijl uit. Wankelend staat hij op en geeft Albrecht een klap op de schouder.

"Ah, verdomme" klaagt hij. Woedend kijkt hij in Wolfgang zijn ogen. Wolfgang neemt dreigend een stap naar voren. "Doe het niet nog een keer" gromt hij. Albrecht zucht. Wolfgang vloekt: "De volgende keer tel je af."

"Graag gedaan", reageert Albrecht geïrriteerd.

"Stop ermee" roept Godfried, terwijl hij de omgeving afspeurt op zoek naar Rogue.

"Je hebt hem niet losgemaakt?" roept Albrecht uit, terwijl ze zijn broer over het slagveld zien sprinten, met een groot rood boek in zijn hand.

"Hij gaf me geen kans", klaagt Godfried. Rollend over de vloer kreunt Rogue. Hij kijkt naar de soldaat die zich terug naar hem haast.

"Dief" vloekt de wachter.

Rogue kruipt achteruit met zijn blik op het boek gericht. Hij duikt over de modderige grond, weg voor de soldaat zijn klauwen. "Dit kan zoveel makkelijker" mompelt hij terwijl hij de trap op rent.

"Woahh", roept Wraak lachend uit. Grijnzend grijpt hij Rogue vast. Opgelucht haalt Rogue haastig adem. Hij had het gehaald! Zijn ogen glijden naar Haat. Het haar op het hoofd van de demon groeide snel. Zijn donkere, omberbruine haar valt in golven op zijn schouders.

"Ben je comfortabel" vraagt hij agressief. Haat grijnst ondeugend. Hij staat op van de bank en wandelt naar de jonge rover toe. Rogue buigt respectvol zijn hoofd.

"Vergeef me, heer" mompelt hij terwijl hij het boek aan Haat doorgeeft. Haat grinnikt. Terwijl Wraak Rogue zijn touwen doorsnijdt, bladert de demonenmeester door de papieren.

'Ik zei het toch', voegt hij er glimlachend aan toe. "Rogue laat me nooit in de steek."

"Vertelt het je waar ze is?"

''O, dat ook. Maar er is meer..." 

Haat ⚜ Liefde creëert hoopWhere stories live. Discover now