Hoofdstuk II: een onderzoek geopend

443 14 5
                                    

Het geluid van tin op hout weerklonk door de kamer met elke tik die John het bureau met zijn pen gaf, dat dicht naast zijn notitieboekje zweefde. Colen zat onderuitgezakt in zijn stoel en staarde suf naar de oude, schriele man aan de andere kant van het gladde hout. 

''U bent bekend met Marcus Hamilton?'' zei Colen tenslotte maar. ''Jazeker. Hij is bij mij in dienst'', antwoordde James Woolsworth met een zwakke stem. 

John boog geleidelijk voorover. ''Is... bij u in dienst?'' herhaalde hij langzaam, terwijl hij James recht aankeek. ''Natuurlijk'', antwoordde die hijgerig. ''Hij is niet dood, toch?'' 

De agenten keken elkaar aan.

''Nou, hij wordt vermist, dus-'', begon Colen, maar James viel hem in de rede. 

''Nou, dan is hij dus nog steeds bij me in dienst, ja'', zei hij triomfantelijk, de nadruk leggend op ''is'', terwijl hij John strak aankeek. John's mond vertrok een beetje. ''Juist'', zei hij koeltjes. 

''Marcus had uw werk overgenomen omdat ik heb begrepen dat u uw eigen krachten niet toereikend achtte?'' ''Heeft'', herinnerde James hem. Colen keek naar zijn collega en zag dat John met zijn voet onrustig op de grond begon te roffelen. 

''Maar dat is juist. Ik ben te oud, te zwak en te moe'', vervolgde James, terwijl hij met een hand over zijn schouder wreef. ''De posttas is simpelweg te zwaar. Daarom loopt Marcus mijn ronde nu voor mij'', besloot hij. 

''Ach zo'', mompelde John, terwijl hij wat steekwoorden neerkrabbelde. 

''Maar Marcus wordt al ruim een week vermist. Wie bezorgde de post in die tijd?'' vroeg John kalm. James' ogen vernauwden.

''De inwoners van het dorp hebben aangeboden hun post voor een hele week in een keer op te halen, zodat ik niet zou hoeven lopen. Werkelijk goede mensen'', zei hij, terwijl hij zijn handen voor zich vouwde. 

''Werkelijk'', herhaalde John droogjes. ''Heeft u een kaart van de route?'' vroeg hij. 

''Zeker'', antwoordde de oude man. Hij opende een la, stommelde er wat in, en toverde vervolgens een enigszins vergeeld, opgevouwen stuk papier tevoorschijn, die hij vervolgens uitvouwde en naar de agenten toeschoof. 

''Mijne heren: Wayrest'', zei hij trots.

John en Colen lieten hun ogen over de verweerde kaart voor hen gaan. Kleine huisjes, losjes gebouwd rondom wat je een centraal plein zou kunnen noemen, met enkele huizen die zelfs nog wat verder verwijderd waren. John keek aandachtig. Bij elk huis stond een nummer. 

''1... 3... 5...'' mompelde hij zacht. Plots stopte hij en tikte met zijn vingertop op een bepaalde plek. ''Dit huis. Ik zie geen nummer'', constateerde hij. James lachte mysterieus. 

''Dat is een vervloekt huis, mijne heren. U zou er goed aan doen er niet in de buurt te komen.'' Colen boog zich over de kaart terwijl John ongelovig naar James keek. De oude man begon te gniffelen en toen te kakelen van het lachen. 

''Ach mijnheer, ik grap maar wat. Vergeef een oude man zijn weinige pleziertjes'', zei hij sussend, terwijl de kaken van John rood aanliepen. ''Nee, dat huis heeft geen nummer omdat degene die enkele generaties geleden zijn huis daar had gebouwd dat deed ruim nadat Wayrest er al was. Daarom heeft de burgemeester besloten niet de moeite te doen om alle nummers aan te passen en het huis simpelweg geen nummer te geven.'' 

John kauwde op zijn pen. ''Zit dat zo'', zei hij zacht. ''Dat zit zo'', antwoordde James zelfgenoegzaam.

De agenten marcheerden het plein op, nagekeken door James die hen uitzwaaide in de deuropening. ''Ik had die tijd beter kunnen besteden aan een goede sigaar'', zuchtte Colen triest. 

Wayrest (Nederlands/Dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu