Hoofdstuk XXII: parallel

87 7 0
                                    

Colen checkte een laatste keer de kogels in het magazijn van zijn dienstrevolver alvorens hij het weer op zijn plek klikte. John leunde zwaar op het bureau en ademde diep uit.

''Zenuwachtig, jongen?'' John keek hem nerveus aan. ''Een beetje'', gaf hij toe. Colen knikte begrijpend.

''Snap ik. Ik ook wel hoor, maar Betsy hier kalmeert me'', zei hij, terwijl hij een paar keer de revolver in het holster aan de binnenkant van zijn overjas liefdevol streelde. John keek hem raar aan en stopte toen ook zijn wapen weg.

''Laten we gaan'', zei hij vastberaden. ''Laten we dit voor eens en voor altijd achter ons laten.'' Colen glimlachte tevreden. ''Na jou.''

Angus grijnsde zijn tanden bloot. ''Bang, Colen?'' Colen keek hem ongeamuseerd aan.

''Natuurlijk niet'', bromde hij. ''Dit is zowat routine voor me.'' Angus haalde geamuseerd zijn wenkbrauwen op.

''Natuurlijk, natuurlijk.'' Colen sloot zijn ogen terwijl de koets heen en weer hobbelde.

''We zijn er bijna. Denk eraan, wees niet roekeloos en wees alert. Een ongeluk zit in een klein hoekje.'' Angus rolde met zijn ogen.

''Natuurlijk, chef'', antwoordde hij schaapachtig. ''Deze man is gevaarlijk'', vervolgde Colen. ''We hebben permissie om hem permanent uit te schakelen, mocht daar aanleiding toe zijn. Maar we moeten proberen hem levend te arresteren.''

''Weet ik, Colen. Ik was bij de briefing, weet je nog?'' Colen zweeg even. ''Natuurlijk.''

Een gure wind blies over het plein terwijl de twee agenten met vaste tred voortliepen. Na maanden vol moeilijkheden, tegenslagen en spanning was het dan eindelijk zover. Eindelijk zouden ze een kijkje nemen in het huis: eindelijk zouden ze licht schijnen over het mysterie dat daar huisde.

Colen probeerde een sigaar op te steken, maar de harde wind belette hem dit. Mopperend stopte hij het ding weer in zijn zak en nam een slok whisky uit zijn onlangs gekochte flacon: de oude lag immers op de eerste verdieping hun bestemming.

John rolde met zijn ogen toen Colen luid met zijn lippen smakte en keek naar de grijze hemel ver boven hen. ''Denk je dat het gaat regenen?'' vroeg hij onzeker. Colen haalde zijn schouders op.

''Vast niet voordat we er zijn'', stelde hij zijn partner gerust. ''En mocht het onverhoopt gaan regenen, wat geeft het: we zitten toch binnen.'' John slikte. Ondanks alles was hij nog steeds nerveus.

Hij keek vanuit zijn ooghoek naar de flacon van Colen. ''Zou ik misschien...?'' vroeg hij aarzelend. Colen keek van hem naar waar zijn blik op viel en lachte luid.

''Ik dacht dat je het nooit zou vragen'', zei hij blij, en hij reikte John de flacon aan, die er vervolgens een paar flinke slokken uit nam. ''Beter?'' vroeg Colen nieuwsgierig.

John kuchte een paar keer met een moeilijk gezicht. ''Nee.''

Colen en Angus stonden platgedrukt tegen de muur van een steeg dat uitkwam op de straat waar hun doelwit zich in een van de vervallen panden schuilhield. Colen tuurde gespannen van de ene kant van de weg naar de ander, maar nergens zag hij beweging.

Wayrest (Nederlands/Dutch)Where stories live. Discover now