Hoofdstuk XVIII: tegen de muur

83 8 0
                                    

Nooit had ik durven bedenken dat ik mijn vrouw en dochter niet zou willen zien. Nooit had ik voorzien hoe ik zou worden bestookt met trieste herinneringen, enorme schuldgevoelens, en kwellende pijn als nu.

Mijn schatten zijn dood, en toch staan ze hier nu springlevend voor me: ik had mijn verkeerde keuzes diep begraven, maar zij spreiden ze hier nu voor me uit.

Waarom liet ik hen alleen? Waarom reageerde ik op ze af? Waarom verkwistte ik het geld aan drank?

Allemaal vragen waar ik het antwoord niet op weet, ook al wil ik het nog zo graag: vragen die als glimmende degens mijn lichaam talloze keren doorboren, alleen zonder gaten of stromen bloed achter te laten. Ik begraaf mijn hoofd in mijn handen en snik zacht.

''Alstublieft... Alstublieft, lieve God, laat het ophouden...''

Ik goot de zoveelste slok whisky van de avond achterover terwijl mijn hoofd gevaarlijk boven het tafelblad zwenkte. Susan kwam vastberaden de kamer binnengemarcheerd en ging zitten.

''Jonathan, we hebben geen eten meer'', zei ze rustig.

Ik reageerde niet en greep de fles stevig vast, in een poging mezelf te balanceren.

''Nee? Dat is jammer'', mompelde ik zachtjes. ''Koop morgen maar wat op de markt.'' Susan fronste haar wenkbrauwen en begon met haar nagel op tafel te tikken.

''Met welk geld, lieve echtgenoot?'' vroeg ze scherp. ''We hebben de hark verkocht, de schop, het kleine kastje in onze kamer en nu ook de kapstok. Wat wil je dit keer verpatsen?''

Ik beet op mijn lip terwijl het eindeloze getik mijn oren vulde.

Het irriteerde me.

''Kijk maar wat je verkoopt'', zei ik koeltjes. ''Oh? Dus ik mag de reservefles onder je bed verkopen?'' vroeg ze bits. Ik kneep de flessenhals zó hard vast dat mijn knokkels wit werden.

''Waag het niet'', zei ik zacht. Susan keek me aan met ogen die vuur schoten: plotseling stond ze op en beende naar de deur van de gang.

''Waag het niet!'' riep ik met aanzwellende stem, maar Susan's hand greep de deurknop al stevig beet.

''WAAG HET NIET!'' bulderde ik, en met al mijn kracht wierp ik de fles tegen de muur rechts van haar. Susan gilde verschrikt terwijl de fles uiteenspatte en enkele druppels whisky tegen haar aanvlogen.

Ik ademde zwaar, maar toen ik Susan's krijtwitte gezicht zag, toen ik de dikke tranen zag die over haar wangen begonnen te rollen, loste de rode waas voor mijn ogen langzaam op.

''Susan... Ik wilde niet...'' Maar voordat ik meer kon zeggen, was mijn vrouw al de kamer uit gestormd.

Ik grijp mijn hoofd beet met beide handen en druk hard: mijn mond opent zich in een stille schreeuw terwijl ik mijn ogen stevig dichtknijp. Het gegiechel van Katie en het gekakel van Susan vullen mijn oren, maar wat ik ook probeer, het houdt niet op.

Mijn gedachten worden overspoeld met duistere herinneringen, zwarte bladzijden. Ik klauw aan mijn haren en trek handenvol eruit.

''Kijk naar je handen, papa!'' roept Katie vrolijk. ''Kijk dan!''

En hoewel ik het niet wil, hoewel elke vezel van mijn lichaam protesteert, breng ik voorzichtig mijn trillende handen voor mijn ogen. Mijn mond opent zich weer, maar ditmaal krijs ik een langgerekte kreet terwijl ik vol afschuw kijk naar het stroperige bloed dat mijn handpalmen bedekt.

Ik knielde voor Katie neer en aaide haar over haar bol. ''Je bent nu oud genoeg om te gaan werken, lieverd. Je wordt al een echte vrouw!''

''Echt waar, papa?'' riep Katie blij, terwijl ze glunderde van trots. ''Echt waar'', beaamde ik, en ik drukte haar zacht tegen me aan.

''Ik ben erg trots op je. Je helpt papa en mama heel veel door dit te doen.'' Katie maakte zich van me los en keek me vastberaden aan. ''Geen zorgen, papa: laat alles maar aan mij over terwijl jij lekker met mama bent!''

Tranen prikten in mijn ogen terwijl ik mijn dochter aanhoorde. Ze was zo goed, zo puur: en ik maakte daar schaamteloos misbruik van.

''Het is tijd om te gaan. Denk je dat je het kunt vinden?'' Katie knikte. ''Ja papa. Hier rechts, dan alleen maar rechtdoor, de brug over, dan het weggetje links en daar is de mijn!''

''Heel goed. Ga nu maar'', fluisterde ik. ''Ja papa! Tot vanavond!'' Katie draaide zich om en huppelde vrolijk het daglicht in terwijl haar gouden lokken over haar schouders dansten. Ik keek haar na, maar voelde toen plots iets branden in mijn rug.

Ik keek om en zag Susan door de deuropening naar me kijken. Een koude rilling liep over me heen terwijl haar blik mij doorstak: ik had haar nog nooit zo kwaad gezien, ondanks dat ze nog geen woord had gezegd.

Ik was bang.

''Alsjeblieft, het spijt me, het spijt me zo: ik had dit zo niet gewild, ik had niet - ik wilde niet...!'' Ik kroop op handen en knieën naar voren, maar de schimmen zweefden geruisloos achteruit, steeds net buiten mijn bereik.

''Geloof me nou... Ik smeek jullie...'' Susan grijnsde haar tanden bloot, met haar verminkte lippen als een akelig venster eromheen.

''Oh, s'eken zul je zeker... 'aar niet 'aar je dat nu 'oor doet'', zei ze duister. Ik keek naar haar op met wanhopige ogen en een verslagen blik.

''Wat... Waarvoor dan...?'' vroeg ik met trillende stem. Susan begon in het rond te dansen.

''Ze bedoelt dat je zult smeken om de dood, papa!'' lachte ze vrolijk.

Mijn ogen sperden zich wijd open en ik keek weer naar Susan: maar bij haar begonnen tranen over haar wangen te rollen, en ze opende haar verscheurde mond in een klaaglijke schreeuw vol verdriet.

Susan gilde hysterisch en zakte in de deuropening in elkaar. Ik was met stomheid geslagen en wankelde achteruit. De twee agenten tikten proceduregetrouw hun helmen aan en beenden weg.

Susan kraste met haar nagels in haar wangen en schreeuwde als een bezetene. Ik knielde naast haar en omhelsde haar, maar ze duwde me met al haar kracht van me af.

''RAAK ME NIET AAN! HEB HET LEF NIET!'' krijste ze terwijl ze met een trillende vinger naar me wees.

''IK HAD HET JE GEZEGD! DAT WERK WAS NIET VEILIG VOOR ONZE KLEINE MEID! MAAR JOUW DRANKZUCHT, JOUW VERSLAVING - HOEVEEL MENSEN IN DIT GEZIN MOETEN STERVEN VOORDAT JE EINDELIJK OPHOUDT!?''

Susan zakte in elkaar en begon ongecontroleerd te snikken met hevig schokkende schouders. Ik keek radeloos naar mijn vrouw, die net als de fles enkele dagen geleden in duizenden stukken gebroken scheen te zijn.

''Ik... Ik wilde niet...'' fluisterde ik, maar viel toen stil. Alleen het schokkerige gehuil van Susan doorbrak de moordende stilte.

Ik snik zachtjes vanachter hoog opgetrokken knieën. Susan en Katie kijken op me neer, als beulen die succesvol een gevangene hebben gebroken.

''Alsjeblieft... Genoeg... Laat me niet meer herbeleven...'' Ik zie ze niet, maar ik voel dat ze lachen met een wrede grijns.

Wayrest (Nederlands/Dutch)Where stories live. Discover now