Hoofdstuk XXIV: de zwarte deur

87 6 0
                                    

Het akeligste aan het huis was niet eens de duisternis, het idee dat er minstens twee personen in waren gestorven of het voortdurende gekraak en gepiep van de planken en balken van het dak: het akeligste was dat John en Colen geen teken van leven in en om het huis hadden gezien.

Geen muizen, geen vogels en zelfs geen insecten waren er te bekennen.

John en Colen slopen behoedzaam voorwaarts, alsmaar voorwaarts, door donkere gangen en karige kamers: een labyrint van stof en stilte. Buiten loeide de wind en het donderen van de wolken liet het dak trillen.

Colen grijnsde gemeen terwijl hij naar John's bevende, uitgestrekte armen keek, waar de revolver zachtjes ratelde in zijn handen. ''Nerveus, partner?'' vroeg hij op gedempte toon.

John slikte. ''Wie, ik? Nooit'', probeerde hij vastberaden te zeggen, maar de heesheid in zijn stem verraadde zijn gemoedstoestand. Colen glimlachte.

''Gelukkig maar'', antwoordde hij zachtjes, terwijl hij alert om zich heen keek. John stak plotseling zijn hand op, en beide mannen hielden halt.

Colen gluurde over de schouder van zijn partner en zag een donkergrijze deur. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes.

''Valt het jou ook op dat de deuren steeds donkerder van kleur worden?'' John knikte langzaam.

''Ja, ik verbaasde me er ook al over. Wat zou het betekenen?'' Colen schudde zachtjes zijn hoofd.

''In al mijn jaren als agent ben ik zoiets nog nooit tegengekomen: ik heb werkelijk geen idee. Laten we het onthouden en vernoemen in het rapport.''

Hij liep langs John heen en legde zijn hand op de deurknop. ''Klaar?'' vroeg hij. John slikte en verstevigde de grip op zijn wapen.

''Klaar.''

De agenten stormden de kamer binnen. Voor hen gloeiden enkele kolen nog na in een open haard: de contouren van een fauteuil waren vaag zichtbaar in het duister links van hen. Aarzelend stapten ze verder.

''Weer niemand'', zei John onthutst.

Colen nam zijn bolhoed af en krabde over zijn kalende hoofd. ''Hm'', bromde hij. ''Wat raar.'' Hij stapte op de fauteuil af en ging er rustig in zitten. ''Deze zit best lekker, joh. Als ik de verdachte was, had ik sowieso hier op ons zitten wachten'', grapte hij.

John keek hem afkeurend aan. ''Alsjeblieft, Colen. We zitten midden in een huiszoeking hier.''

Colen haalde zijn schouders op. ''Kan geen kwaad om even die rust te pakken, nietwaar?'' zei hij luchtig, terwijl hij een sigaar uit zijn binnenzak viste. Hij legde zijn revolver op zijn schoot en stak de sigaar aan.

John schudde zijn hoofd, zuchtte verslagen en legde zich er maar bij neer, zoals altijd. Colen keek in gedachten verzonken naar de vloer.

''Zeg eens, John... Heb jij ook geen ongemakkelijk gevoel bij dit huis? Ik bedoel, vast wel, maar moet jij binnen deze muren ook continu aan dingen denken waar je spijt van hebt?'' John keek hem fronsend aan.

''Tot dusver niet echt, nee... Dit huis geeft me gewoon de kriebels. Jij wel dan?'' Colen zuchtte.

''Ja. Ik moet de hele tijd denken aan mijn laatste missie met Angus. Toen hij...'' Colen stokte.

Een bloedstollende kreet verscheurde plotseling de stilte.

Angus keek bliksemsnel omhoog en bracht zijn arm mee, maar het was al te laat: een gedaante stortte zich bovenop hem, Angus verloor zijn balans en de twee mannen vielen naar achteren.

Wayrest (Nederlands/Dutch)Where stories live. Discover now