Hoofdstuk X: een prijsgegeven geheim

111 7 0
                                    

Oplettend wandelden de agenten de route van Marcus Hamilton, precies zoals ze vermoedden dat hij die op zijn laatste ronde gelopen zou hebben. John staarde naar de versleten kaart in zijn hand die ze hadden gekregen van James Woolsworth, terwijl Colen van over zijn schouder mee spiekte.

''Colen, je staat weer op mijn schoen'', klaagde John terwijl hij niet eens opkeek. ''Houd hem dan meer naar rechts'', antwoordde Colen bits. Zuchtend ging John daarin mee en samen liepen de partners huis na huis voorbij.

Langzaam maar zeker liepen ze het dorp uit en de nette huizen maakten plaats voor brede velden die zachtjes wuifden in de wind terwijl die er doorheen joeg. Colen grabbelde in de binnenzak van zijn blauwe overjas en haalde een tinnen flacon tevoorschijn, die hij gretig opendraaide. John keek hem niet-begrijpend aan.

''Hoe lang heb je die al?'' vroeg hij met toegeknepen ogen. Colen grijnsde hem toe. ''Mijn beste John... Het is toch niet verantwoord om te drinken waar de kinderen bij zijn?''

De velden omsloten hen nu aan alle kanten, met het dunne, zanderige pad dat als een waterslang door de groene zee kronkelde.

Colen keek over zijn schouder en zag in de verte Wayrest liggen. Hij keek weer voor zich, voorbij de zelfverzekerde John, en zag aan het eind van het pad een vorm opdoemen: naarmate de agenten dichterbij kwamen, werd het langzaam duidelijker.

Een dode, verdraaide boom kronkelde uit de aarde omhoog en de droge, dunne taken hadden wat weg van magere vingers die hen leken te wenken in de zachte wind: een dikke deken van klimop deed hen zich afvragen wat zich erachter bevond. Dikke, gebarsten wortels doorkliefden de aarde en hadden enkele met gras en mos overwoekerde tegels die naar de deur leidden licht omhoog geduwd.

De agenten vertraagden hun pas en kwamen voor het erf tot stilstand, terwijl ze allebei in stilzwijgen het huis aanschouwden.

''Dus dit was waarschijnlijk de laatste bestemming van Marcus...'' prevelde Colen, terwijl John de fotocamera van zijn hals afhaalde. Hij slikte en hield het toen voor zich.

Een flits: toen nog een.

John hing het geval weer om zijn hals en stapte langzaam het erf op. Colen volgde.

Over de oneffen tegels stapten de agenten op de verweerde deur af. John probeerde meteen de deurknop: maar die gaf niet mee. ''Op slot'', concludeerde hij.

''Waarachtig'', zei Colen cynisch. John keek hem niet-geamuseerd aan en wilde de veranda af lopen, toen hem vanuit zijn ooghoek de brievenbus opviel. Hij gluurde door de gleuf terwijl Colen wederom van over zijn schouder mee probeerde te kijken: de brievenbus zat stampvol.

Het was niet geleegd.

John noteerde zijn bevindingen tot dusver in zijn notitieboekje terwijl hij langzaam de muur rechts van de deur af begon te lopen met Colen zonder enige haast in zijn kielzog. John bekeek de gebarsten ramen, maar overal was het gordijn dicht. De zijkant van het huis bleek al even vruchteloos, maar aan de achterkant leunde een breed luik in een hoek tegen de houten muur aan.

John versnelde zijn pas terwijl Colen op zijn gemak de hoek om kwam gewandeld. Colen keek naar John die zich bukte en een voorwerp opraapte dat in het hoge gras lag. Hij hield zijn hoofd schuin en ook hij versnelde zijn pas. Naast elkaar staarden de twee mannen naar het object in de hand van John.

Een pet met het logo van de Koninklijke Post op de voorkant, nog glimmend van de koperpoets.

John keek Colen aan. ''Denk je...?'' vroeg hij voorzichtig. Colen streek nadenkend over zijn weelderige snor.

''Het zou zomaar kunnen'', antwoordde hij langzaam. ''Sterker nog, het is vrij aannemelijk: Marcus was de enige postbode van het dorp en binnen een radius van kilometers is er geen ander postkantoor: verder ziet de pin er niet echt verweerd uit, wat impliceert dat de pet er nog niet lang ligt.''

Colen zwenkte naar links en hurkte voor het dubbele, schuine luik.

Hij probeerde het te openen, maar net zoals de deur zat ook deze ingang op slot. Colen dacht na.

De pet lag buiten: maar de luiken zijn van binnenuit gesloten. Betekende dat dat Marcus hier een uitgang had gevonden, maar dat iemand hem had tegengehouden op het kritische moment? Colen deelde zijn gedachten met John, die met twee vingers over zijn stoppelige kin streek, en vroeg naar zijn visie.

''Ik schaam me om toe te geven dat ik hier niets verders uit kan afleiden'', zei hij somber. ''Wat jij zojuist hebt geopperd is hetzelfde als wat ik had bedacht.'' Colen gaf een trap tegen het zware hout en slenterde toen verder. ''Jammer dan'', zei hij schouderophalend terwijl hij zich door het hoge gras heen een weg naar de volgende hoek van het huis baande. John stak nog een protesterende vinger op, maar zijn collega was al naar de andere kant verdwenen.

Ook de nu rechterkant van het huis gaf geen verdere geheimen prijs.

De agenten gingen de laatste hoek om, probeerden onder het klimop te graven: maar het maakte niet uit hoeveel planten ze opzij schoven, ze leken niet dichter bij het hout te komen. Na een korte poging gaven John en Colen het maar op.

Ze cirkelden om de veranda heen en hielden weer halt voor de deur, waar ze een tijdje terug begonnen waren. Colen keek geïntegreerd naar de klimop en toen naar het raam erboven.

''Zeg John... Je denkt niet dat misschien...?'' begon hij enthousiast, terwijl hij met zijn duim naar de plantendeken achter hem prikte.

John keek naar de klimop, toen naar de stevige John, en schudde toen zijn hoofd. ''Vergeet het. Laten we terug naar het bureau gaan en onze bevindingen opschrijven.''

Colen sloeg rebels zijn armen over elkaar terwijl John zich omdraaide en het pad afliep. Woest geritsel bereikte zijn oren terwijl hij onderzoekend naar de pet in zijn handen keek: een kreet van Colen en een doffe klap volgden niet veel later. Glimlachend keek John om, waar hij Colen al vloekend tekeer zag gaan tegen de klimop en vervolgens zijn tinnen flacon door het raam smeet waardoor hij zojuist het huis in probeerde te geraken.

Wayrest (Nederlands/Dutch)Where stories live. Discover now