11. Fynn

196 32 37
                                    

Bewonderend keek ik naar de spullen op de eettafel. Nestor had ze voor me meegenomen uit het gildehuis van de Broederschap, nadat hij daar wat zaakjes had afgehandeld rondom mijn leerlingschap. Als deze spullen een voorbode waren van hoe mijn leven er de komende drie jaar uit zou zien, dan zou ik het zeker niet slecht krijgen.

Onderop lag mijn nieuwe kleding. Het was vergelijkbaar met dat van monniken; wijde mantels die vooral bedoeld waren om lekker te zitten en ons er herkenbaar uit te laten zien. Die van mij waren grijs, om aan te geven dat ik nog een leerling was. Er waren drie dingen die onze kleding anders maakten dan die van monniken: de korte in plaats van lange mouwen, de luxe in plaats van goedkope stof (monniken moesten van hun geloof somber leven, dus was dure kleding niet voor ze weggelegd), en het embleem dat op de borst van onze mantels gespeld was.

Het embleem was blauw en had de vorm van een draak. Ik vroeg me af waar het voor stond.

Op de kleding lagen drie mooie notitieblokken van bruin leer, gebonden met een zwarte band. Het papier dat erin zat was steviger dan het papier dat mijn vader altijd gebruikte. Deze dingen moesten een vermogen hebben gekost.

Het meest intrigerende van alles, was echter het kaartspel bovenop de stapel. Mijn vader had me er wel eens over verteld. Ze heetten tarotkaarten, hadden mysterieuze krachten en werden gebruikt door heksen voor hun magische rituelen. Ik vroeg me af waarom het volgens Nestor dan een belangrijk deel uitmaakte van de opleiding van een Patronus. Hij had me verteld dat ik alle spullen op deze stapel drie jaar lang intensief zou gebruiken.

Net toen ik aan Nestor wilde vragen wat we met de tarotkaarten gingen doen, zei hij: 'Goed, nu je door de stapel hebt kunnen kijken, is het tijd voor je eerste les. Ik wil je over vijf minuten in de bibliotheek zien. Zorg dat je je mantel aanhebt.' Daarna liep hij weg naar de achterkant van de kamer en opende het stenen luik dat naar de ondergrondse bibliotheek leidde.

Nestors huis had drie verdiepingen; twee boven de grond en één onder de grond. De eetkamer en alle kamers waar ik les zou krijgen, op één na, bevonden zich op de begane grond. Op de eerste verdieping waren onze slaapkamers en een aantal privéruimtes waar ik van Nestor niet mocht komen. De laatste trainingskamer, en misschien wel de belangrijkste ruimte van het hele huis, zat onder de grond: de bibliotheek. De bibliotheek was door middel van vochtige aarde gescheiden van de houten planken van het huis, zodat hij, als het huis in de brand zou vliegen, bewaard bleef.

Ik haastte me naar het luik en daalde via de ijzeren treden die vastgemaakt zaten in de aarde naar beneden. De ronde tunnel naar beneden leek verdacht veel op de gang naar de Verborgen Afdeling, een geheim stuk van de stadsbibliotheek dat ik ooit had ontdekt. Hij had dezelfde ronde vorm en ijzeren traptreden en leed naar eenzelfde soort ruimte: één met veel boeken. Ik vroeg me af of de twee gangen iets met elkaar te maken hadden.

Eenmaal uit de tunnel kwam ik aan in nog een aarden gang, maar dan één waardoor ik recht kon lopen in plaats van te moeten afdalen.

Toen ik aan het einde van de gang kwam, viel mijn mond open van verbazing. Voor een privébibliotheek was deze ruimte gigantisch. Hij was bijna even groot als de stadsbibliotheek van Karthes, en dat zei veel. Het licht van de fakkels aan het plafond gaf de kamer een rustige sfeer. Als ik hier iets zou lezen, zou ik waarschijnlijk de tijd vergeten en niet weggaan voor iemand anders me eraan hielp herinneren dat er ook nog een wereld bestond buiten de boeken om.

Langs alle muren en op een aantal plekken iets meer naar het midden van de kamer stonden boekenkasten van wel vijf meter hoog. Precies in het midden van de kamer stond een U-vormige constructie gemaakt van roodbruine stenen, met de dichte kant naar de ingang van de bibliotheek gericht. Ik vroeg me af waar de constructie voor bedoeld was.

Het geheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu