41. Jonathan

79 19 37
                                    

In het vorige hoofdstuk:

Toen de knuffel voorbij was, keek Lena mij vragend aan. 'Heb je hem uit het weeshuis gehaald?' vroeg ze.

'Nee,' antwoordde ik. 'Ik weet ook niet precies wat er gebeurd is, alleen dat ik hem tegenkwam in het bos en hem na een tijdje wikken en wegen hiernaartoe gebracht heb. De rest kan hij beter zelf vertellen. Ik ben ook benieuwd.' Verwachtingsvol keken we naar Jonathan.

'Goed,' zei hij. 'Dan zal ik maar vertellen.'

----------

Om me heen was het rustig. De regelmatige ademhalingen van de meeste overige weeskinderen werden alleen zo af en toe overstemd door gesnurk of andere geluiden. Wies en Lies, de twee zusjes die in de twee bedden rechts van mij lagen, voerden bijvoorbeeld in hun slaap een gesprek met elkaar. Het ging over hun avondeten en hoe ze de volgende dag mij zouden foppen. Eventjes verscheen er een glimlach op mijn gezicht. Ze waren aardig, ik kon hun gezelschap waarderen.

Focus. Ik moest de aandacht erbij houden om mijn plan uit te voeren. Mijn handen trilden van spanning, maar ik zou doorzetten. Dit was het moment van de waarheid, het moment dat al sinds de ontmoeting met Fynn door mijn hoofd had gespookt. Als ik nu niet ging, dan zou het er nooit meer van komen.

Zo stil als een muis schoof ik de deken van me af. Eerst bewoog ik langzaamaan mijn ene been uit bed, daarna de andere. Om te zorgen dat het bed niet zou kraken, rolde ik er vanaf in plaats van rechtop te gaan zitten en teveel druk op één plek uit te oefenen. De planken waren hard en ijskoud onder mijn voeten, maar ik gaf geen kik. Stapje voor stapje verplaatste ik mezelf naar de deur van de slaapruimte.

Vlak voor ik bij de deur was, voelde ik een hand op mijn knie. Iemand was wakker geworden en probeerde me tegen te houden.

Mijn hart klopte in mijn keel en ik voelde het bloed naar mijn gezicht stijgen. Ik moest hier weg voor ik herkend zou worden. Zonder een woord te zeggen liep ik weer terug naar mijn bed, twee keer zo snel als net. Mijn voorzichtigheid was weg. Ik moest weer onder de dekens liggen voor de persoon wakker zou worden en me zou herkennen. Als Miranda hoorde dat Jonathan midden in de nacht wakker was geworden en naar de deur was gelopen, dan zou er wat zwaaien voor me. Dat moest ik koste wat het kost voorkomen.

Toen ik alweer bijna terug in mijn bed lag, schoot me ineens iets te binnen. Voordat ik dat wat ik had bedacht ging controleren, kroop ik echter weer onder mijn dekens. Terwijl ik aandachtig luisterde of er niemand wakker was geworden, richtte ik mijn blik op het bed van de persoon die mij net een hartaanval bezorgde. Het was Joris, een jongen die even oud was als ik en geen vlieg kwaad deed. Hij werd echter door iedereen gepest, omdat hij wel eens in zijn bed plaste. Hij beweerde dat dat kwam door enge nachtmerries, maar niemand geloofde hem. In ieder geval was hij een onrustige slaper. Misschien had hij me helemaal niet ontdekt, maar had hij gewoon liggen woelen en daarbij per ongeluk mij aangeraakt.

Toen Joris na een paar tellen van mijn aandachtige observatie zich weer omrolde en wat in zichzelf begon te mompelen, was ik ervan overtuigd dat hij me niet bewust had aangeraakt. Ik had gewoon pech dat hij zich precies toen ik langskwam had bewogen.

Durfde ik het aan om nu nog een tweede poging te wagen? Met het snelle terug wandelen naar mijn bed had ik misschien wel iemand anders wakker gemaakt. De kans dat ik nu echt ontdekt ging worden, was groter dan net.

Opnieuw vertelde ik mezelf hoe belangrijk het was dat ik Miranda ging tegenwerken, en opnieuw was dat genoeg reden om me uit bed te krijgen. Ik sloeg weer de dekens van me af en stond op, deze keer met een andere route in gedachte.

In plaats van recht door de kamer te lopen, langs het bed van Joris, besloot ik een omweg te nemen; ik liep eerst naar de zijkant van de kamer, zodat ik daarna ruim om alle bedden heen naar de deur kon lopen. Dat duurde langer, maar het was wel veiliger.

Het geheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu