Hoofdstuk 3

306 23 5
                                    

Heeeey! Hoofdstuk 3 hier :D ik wil graag Annejoesj12 bedanken voor haar hulp bij het verzinnen van een naam voor Eolain en het helpen wanneer ik vast zat met mijn verhaal. Heel erg bedankt :) Verder zal ik binnenkort waarschijnlijk op mijn deviantart account wat tekeningen van de karakters plaatsen. Ik zal de link er dan wel bij zetten. En zoals gewoonlijk: Veel leesplezier! 

Hoofdstuk 3 

Ik bond mijn haar naar achteren en deed het daarna in een vlecht. Mijn maliënkolder rustte zwaar op mijn schouders en de helm die ik droeg was een tikkeltje te groot. De zenuwen gierden door mijn lichaam terwijl ik mijn pasgeslepen zwaard oppakte.

‘Je ziet er uit als een ware krijger,’

Ik draaide me om en keek recht in het gezicht van Iríal, zijn zwarte haar zat achterover gekamd in een kort staartje. ‘Ben je zenuwachtig?’

Ik knikte en glimlachte bibbierig. ‘Volgens mij ben ik nog nooit zo zenuwachtig geweest.’

Iríal glimlachte me bemoedigend toe. ‘Je bent vast niet de enige.’

Iríal deed niet mee aan het toernooi, hij was geen zwaardvechter. Hij zat liever in de bibliotheek dan dat hij trainde, maar ik had hem eens met pijl en boog gezien en wist, dat als hij vaker oefende, hij een prima scherpschutter zou kunnen zijn. Iríal zei echter altijd dat hij tegen geweld was en dat hij liever meer kennis vergaarde dan meer kracht.

‘Ik ga nog eerst even oefenen…’ mompelde ik terwijl ik richting het oefenveld liep.

‘Wil je niet nog op de markt kijken?’

‘Doe ik na het toernooi wel.’ Het toernooi was verdeeld over de drie dagen van de Grote Markt. Op de eerste dag werden de voorrondes gehouden en vielen de meeste mensen af. Op de tweede dag was het vechten al van een hoger niveau en op de laatste dag zouden de kampioenen tegen elkaar het zwaard heffen. Ik hoopte dat ik in ieder geval de tweede dag zou halen…

Net toen ik langs de Grote Eetzaal wou lopen richting het veld waar het toernooi gehouden werd, merkte ik in de drukte het opmerkzame stel op. Ze stonden onder een boom en waren hevig aan het discussiëren. Toen ik langs liep ving ik de woorden ‘Richting het Noorden’ en ‘de Grote Weg voor de splitsing…’ op. Nieuwsgierig bleef ik stil staan om naar het gesprek te luisteren.

Beiden hadden gitzwart haar, net als Iríal, maar hun ogen waren niet ijsachtig blauw maar haast violet in het middaglicht. Ook was hun huid niet haast doorzichtig bleek maar ietwat verweerd en gebruind door de zon waar ze waarschijnlijk hele dagen onder reisden.

De een was een man, lang en lichtgespierd, met ogen van een havik en een rechte neus. Hij leek constant alert te zijn en hij had iets onrustigs over zich, alsof hij elk moment aangevallen zou kunnen worden.

De andere, een vrouw, had ook zo’n zelfde rechte neus, alleen zag zij er kalmer en wijzer uit. Haar lange zwarte haar zat in een vreemde staart met vlechten erdoorheen geweven en ze probeerde de man te kalmeren.

‘Nee, we kunnen gewoon de Grote Weg nemen. Daar zullen ze ons heus niet verwachten. Ze denken dat we de Anduin naar het noorden zullen volgen en niet eerst langs Isengard zullen gaan.’

‘Maar dan reizen we zo openlijk!’

‘Dan nemen we toch een parallelle route? We hebben niets verkeerds gedaan. Haal toch eens rustig adem, je staat helemaal te trillen!’ De vrouw legde een slanke bruine hand op de schouder van de man en hij zuchtte even.

‘Sorry, ik ben gewoon zo bang dat wij de laatsten-' hij brak zijn zin abrupt af en ik verstarde. Zijn ogen scanden razendsnel de omgeving en ik dook weg achter een ton. Ik kon nog net zien hoe hij zijn hoofd schudde en weer verder sprak met de vrouw. Net toen ik opgelucht adem haalde en achter mijn ton tevoorschijn wou komen hoorde ik de triomfantelijke kreet van de man. ‘Ha! Daar zat onze luistervink dus. Kom hier, we hebben je gezien en je zal echt niet weg kunnen komen in deze drukte.’

Ik dacht even na over de woorden van de man en liep toen met bonzend hart naar voren.

‘En, wie ben jij wel niet?’ vroeg de man streng. Ik haalde even diep adem en vermande mezelf. ‘Eh, Eolain dochter van Eowyn.’

‘Van wie ben je een spion?’

‘Wat? Ik en helemaal geen spion!’ riep ik verontwaardigd uit.

‘Oh nee? Waarom was je ons dan aan het afluisteren?’

‘Rustig,’ zei de vrouw en ze keek de man indringend aan. Deze rolde even met zijn ogen.

‘Ik luisterde u af, omdat ik u hoorde over richting het Noorden reizen.’ Ik besloot dat de waarheid nu het meest geschikt was. ‘Ik eh… Zoek nog een soort reisgenootschap om mee naar het Noorden te gaan en toen hoorde ik u zo praten en…’

‘We kunnen echt geen extra last erbij gebruiken,’ zei de man. ‘En nu wegwezen voordat…’

‘Denk eens even na.’ De vrouw legde weer haar hand op zijn schouder en hij zuchtte geërgerd. De vrouw bleef echter kalm en richtte zich tot mij. ‘Jij mag met ons meereizen als je onze zaken de onze houd. Dan zullen wij niet informeren naar jou verleden en redenen om hier weg te gaan. En zodra we merken dat je een spion bent zal dat niet al te leuk uitpakken, voor ons beide niet.’

Ik geloofde de vrouw best. Ze straalde iets machtigs uit wat ik niet goed thuis kon brengen. Ik knikte opgelucht maar de man leek nog niet helemaal blij te zijn.

‘Meereizen!? Meereizen?! Dat kind!?’

‘Denk na…’ de vrouw keek de man recht in zijn ogen, het leek alsof ze een discussie zonder woorden voorden en na een poosje knikte de man instemmend. ‘Je hebt gelijk…’

‘Vanavond vertrekken we. Zorg ervoor dat je helemaal klaar bent en kom om acht uur naar de derde eik van rechts na de poort. Begrepen?’

Ik knikte en de vrouw keek me even aan. ‘Ik weet dat jij geen spion bent en ik weet ook dat je hier wil wegvluchten. Dat zijn de redenen dat ik hiermee instem. Zorg ervoor dat je dat vertrouwen niet schend.’

Ik knikte nog een keer, draaide me daarna om en ging er zo snel als ik kon vandoor…

Mijn hart bonsde nog na van de ontmoeting en langzaam begon het tot me door te dringen waarmee ik had toegestemd. Ik had daarnet besloten om de wereld die ik altijd had gekend achter me te laten en ik had zelfs een plan om dat te doen!

Ik zat in mijn kamer en staarde naar het plafond. Ik had meegedaan aan het toernooi en ondanks dat ik nog minder geconcentreerd was dan anders had ik toch de voorrondes gehaald. Nu zat ik op mijn bed met het excuus dat ik erg moe was en niet gestoord wou worden omdat ik moest rusten voor morgen. Ik had nog net genoeg tijd gehad om in Iríal’s oor te fluisteren dat hij om acht uur bij de derde eik van rechts na de poort moest staan.

Ik stond op want ik kon geen rust vinden. Ik begon te ijsberen door mijn kamer en stopte na een poosje voor de spiegel. Ik keek even naar het meisje dat ik daarin zag. Een blanke huid met sproetjes van de zon, grijze ogen en lang blond haar. Een evenbeeld van mijn moeder, met alleen de kleine vlekjes bruin in mijn ogen van mijn vader. Ik zou ze missen, dat wist ik zeker, net als Eomir en Emyll. Even wist ik niet meer waarom ik dit nou deed, waarom ik weg zou gaan.

Toen voelde ik het gevoel van gevangenschap weer opkomen, de angst om hier voor eeuwig vast te zitten en het verlangen om de wereld te zien. Vastbesloten haalde ik even een hand door mijn haar en draaide ik me om. Ik moest mijn verleden achter me laten en mijn dromen volgen. Ik herinnerde me dat ik tegen Iríal had gezegd dat ik het onbekende niet vreesde, maar nu besefte ik dat dat wel het geval was. Ik was bang om mezelf uit mijn kooi te bevrijden, bang voor wat komen zou.

Maar ik was Eolain, dochter van Eowyn, Schildmaagd van Rohan, die ook haar hart had gevolgd en daardoor de Tovenaarskoning had verslagen. Mijn vader was Faramir, die genadig was geweest tegenover Frodo, de Ringdrager, en hem had laten gaan om hem zijn queeste te laten vervullen. En nu zou hun dochter, Eolain, ook haar dromen waar maken en doen wat haar hart haar vertelde. Ik zou het waard zijn om hun naam te dragen.

Ik stond bij de poort van Edoras, met achter mij mijn jeugd, alles wat ik kende, en voor mij de wijde wereld, klaar om ontdekt te worden. Ik keek nog een laatste keer achterom en haalde toen diep adem, waarna ik de poort door liep. Terwijl ik dit deed mompelde ik steeds dezelfde woorden, alsof ik een gebedje prevelde.

‘Ik kom terug, dat beloof ik. Ik kom terug…’

De Reizigers van Midden AardeWhere stories live. Discover now