Hoofdstuk 12

213 16 10
                                    

Hooi mensen. Hoofdstuk 12 :)

Ik had een heel idee in mijn hoofd toen ik Cen bedacht. Zijn karakter is een beetje een mengeling van Tahno (Legend of Korra), Prince Zuko (Last Airbender) en die gast van Rapunzel :) En toen ik dit hoofdstuk teruglas bedacht ik me dat dit wel een erg hoog Khazad Dûm gehalte heeft, met die brug en Wyrnia enzo. Ik zag haar al bijna: 'YOU SHALL NOT PASS!' roepen. Ik hoop dat jullie me willen vergeven hiervoor ;D

xxx

Hoofdstuk 12 

Met moeite wist ik de volgende aanval van wier te ontwijken. De vreselijke walm die er van af kwam maakte me misselijk en het leek wel alsof het mijn gedachten en reactie vermogen troebel van maakte. Als ik het goed had had ik er ongeveer 7 neer gestoken, maar ze bleven maar komen. Het was onmogelijk om voorbij het Riviermannetje te komen.

Eén van de strengen zeewier raakte me langs mijn arm. Het leek wel alsof het recht door mijn vlees heen schroeide. Nog net op tijd wist ik met mijn linkerarm mijn zwaard op te vangen en vocht ik zo door. Toch wist ik dat het niet lang meer zou duren voordat een van de wezens de fatale klap zou toedienen. Ik moest er niet aan denken hoe ze me langzaam zouden verscheuren…

‘Hulp nodig, schoonheid?’

Verbaasd draaide ik me om. Daar stond een jongeman met de meest groene ogen die ik ooit had gezien. Hij glimlachte scheef en had een wenkbrauw opgetrokken. Zijn haar wapperde voor zijn ogen die wel leken te schitteren in het licht van de zon. Mijn hart begon nog harder te bonzen dan dat het al deed.

De jongen sprong van de steen waar hij op had gestaan af en hakte in een soepele beweging de kop van een van de zeewiermonsters af.

‘Bedankt…’ zei ik. De jongen greep me bij mijn goede arm en trok me mee terwijl hij voor ons het pad vrij maakte van rivierwezens. Ik had het idee alsof ik in een droom verkeerde, zo een waarin de hulpeloze prinses werd gered door een knappe prins.

Snel riep ik mezelf tot orde. Ik was niet hulpeloos. Ik rukte me los uit zijn greep en hij keek verbaasd om waardoor een van de wezens vrij spel had en naar zijn hoofd uithaalde. Ik duwde hem opzij en stak het monster in zijn buik.

De jongen krabbelde snel overeind en keek me verontwaardigd aan, waarna hij langs me heen dook en een wezen doodde dat op het punt had gestaan mij aan stukken te scheuren.

‘Kom mee!’ zei hij en hij pakte weer mijn arm. Dit keer kon ik me niet los worstelen en dus werd ik door hem meegetrokken richting de brug. Hij duwde de man van het Riviervolk ruw opzij en sleurde me mee de brug over. Achter ons kwamen de riviermonster al. We gingen niet erg snel en dus haalde een van de wezens ons in. Net voordat we van de brug af waren greep het mijn been en ik viel onderuit.

Kwaad probeerde ik me los te schoppen maar dat lukte niet. Het gezicht van het wezen drupte boven me en hij ontblootte zijn tanden. Zijn mond rook naar verrotting en ik kokhalsde. Hij stak zijn hand naar mijn keel uit en…

Viel toen achterover. Ik krabbelde overeind en zag een pijl in zijn buik steken. Ik draaide me om en rende snel de brug af. Toen ik het einde had bereikt zakte ik op de grond neer.

Tot mijn verbazing zag ik hoe Wyrnia voor de brug ging staan. Wat deed dat mens nou weer? Wou ze dood of zo?! Ik riep naar haar dat ze daar weg moest gaan maar ze verroerde zich niet.

Voor mijn ogen renden de wezens naar haar toe, maar net toen ze haar bijna bereikt hadden schoot het water onder de brug omhoog, op het moment dat Wyrnia haar armen in de lucht gooide.

Met open mond keek ik toe hoe de brug en de wezens de lucht in werden gegooid. Krijsend plonsden ze in het water waarna de balken hout hen volgden en sommigen verpletterde.

Sprakeloos zat ik daar terwijl Wyrnia zich woest omdraaide en naar Iríal keek. Toen ik haar ogen zag stokte mijn adem. Ze waren felpaars en leken een licht uit te schijnen dat zo fel was dat ik de mijne af moest wenden.

Opeens zat ik in de schaduw want de jongeman die me gered had was voor me komen te staan. ‘Blijkbaar heb je nog heel wat oefening nodig, schat.’ Hij keek me minachtend en ik trok mijn neus op.

‘Zonder mij lag jouw hoofd nu daar in die rivier hoor, schat.’ Zei ik kwaad tegen hem.

‘Als jij je niet losgerukt had. Maar ja, ik begrijp dat je jaloers bent. Iedereen zou dat zijn!’

Vol ongeloof keek ik naar de jongen. Omdat hij met zijn rug naar de zon toe stond kon ik zijn gezicht niet goed zijn, maar zijn haar glinsterde goudbruin in het licht. Ik schatte hem een paar jaar ouder dan ik.

‘Gaat het Eolain?’ Iríal knielde bij me neer en inspecteerde mijn arm.

‘Ja…’ mompelde ik. ‘Het gaat best…’

Het ging helemaal niet. Ik had het idee dat mijn arm in brand stond. Myrnir kwam aangesneld en keek bezorgd naar de wond. ‘Dat ziet er niet best uit. Het kan weken duren eer dat dat genezen is.’

‘Wat?!’ riep ik uit. ‘Maar dan kan ik niet vechten!’

‘Kon je toch al niet…’ zei de jongen. Ik keek hem kwaad aan en hij glimlachte.

‘En wie ben jij dan wel niet?’ vroeg ik.

‘Cenilian de Vierde, verbannen prins uit Dúrwaith Laur. Vrienden noemen me prins of Cen.’ Hij zei dit zo dramatisch dat ik bijna in lachen uitbarstte. Hij keek naar me alsof ik een stofje op zijn tuniek was en dus maakte ik een minachtend geluidje terwijl Iríal en Myrnir me overeind hielpen.

Iríal keek naar Cenilian en verbleekte weer. Inmiddels was ik er aan gewend geraakt dat hij zo wit was en dus besteedde ik er niet veel aandacht aan. Myrnir deed wat kruiden op mijn wond en verbond het toen met een stuk stof dat hij uit zijn tas haalde.

‘We moeten hier zo snel mogelijk weg,’ zei Wyrnia die opeens achter me stond. Ik keek naar haar en zag dat haar ogen weer hun normale kleur hadden. Opgelucht haalde ik adem.

‘Dat was best heftig…’ zei Frodo tegen Gili. Die knikte nors en inspecteerde zijn boog.

‘Bedankt dat je me hebt gered,’ zei ik tegen hem en hij mompelde iets wat waarschijnlijk ‘geen dank’ betekende.

‘En krijg ik dan geen bedankje?’ vroeg Cen zogenaamd zielig.

‘Ik dacht het niet,’ zei ik, maar eigenlijk bonsde mijn hart zo luid en kreeg ik het zo warm dat ik snel weg keek. Ik zag hoe Iríal toe keek van een eindje, zijn wenkbrauwen gefronst.

‘Wie is jullie babysitter?’ vroeg Cen aan Frodo. Deze keek vol ontzag naar de jongeman en wees naar Wyrnia. Cenilian beende op haar af maar nog voordat hij haar op de schouder kon tikken had ze zich al omgedraaid.

‘Ja, ik begrijp dat je met ons mee wilt reizen. Nu Eolain’s arm zo gewond is zal ze toch geen paard kunnen rijden, dus zal jij dat voor haar moeten doen.’

‘WAT?’ Zei ik terwijl ik vol afschuw naar Cen keek. Deze glimlachte weer scheef.

‘Welkom,’ zei Wyrnia terwijl ze met haast dichtgeknepen ogen naar Cen keek, ‘Bij de Reizigers van Midden Aarde.’ 

You've reached the end of published parts.

⏰ Last updated: Aug 27, 2012 ⏰

Add this story to your Library to get notified about new parts!

De Reizigers van Midden AardeWhere stories live. Discover now