Hoofdstuk 7

196 16 3
                                    

Hoofdstuk 7! De dwerg is verzonnen door RandomApplePeanut en de hobbit is verzonnen met behulp van Anneloesj12. Bedankt :D 

Hoofdstuk 7

Die nacht sliep ik slecht want ik had weer een droom, een droom die me achtervolgde tot in het diepst van mijn onderbewustzijn. Het begon met het prachtige landschap van Rohan en een rijder op een wit paard. Opeens herkende ik het gezicht, koningin Eowyn. Nee, het was anders… Het was Eolain, ouder, en met een kroon rond haar hoofd. Ze had haar zwaard geheven en achter haar reden duizenden anderen op paarden.

Ik zag de Grote Hal en ging naar binnen. Op de troon zat Eolain met naast haar een man met donkerbruin haar en groene ogen die vrolijk schitterden. Voor haar renden kinderen, een meisje met goudblond haar en een jongen met lichtbruin haar. Eolain glimlachte naar de man naast haar en ze pakte zijn hand, waarna het beeld weer vervaagde.

Voor mij stond de elfenvrouw, in het bos van sneeuw. Ze stond achter het altaar met het object en rond haar heen stonden de standbeelden.

‘De elfenkoningen…’ mompelde ik.

De vrouw knikte en glimlachte, haar prachtige witte haar golfde om haar heen. IJskoud en beeldschoon… ‘Open niet alleen je ogen, maar je ziel. Dan kan je zien.’

‘Er waren maar drie elfenkoningen…’ mompelde ik weer.

‘Narya, Nenya en Vilya. De drie elfenringen. Vuur, water en lucht.’

‘Maar waar is aarde?’ vroeg ik. De elfenvrouw ontvouwde haar prachtige slanke handen en dit keer verblinde het licht me niet. Wat ik zag benam me de adem.

Ik zag een ring.

Ik voelde een koele hand op mijn wang en ik opende mijn ogen. Eolain keek me aan, haar mooie gezicht stond bezorgd. ‘Het gaat niet goed met je Iríal.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Eolain. Dit kan niet…’

‘Wat kan niet?’

‘Er is nog een elfenring. De vierde ring. De ring van aarde…’

Wyrnia keek me aan met haar donkerpaarse ogen. ‘Weet je het zeker Iríal?’

We zaten aan het ontbijt en ik prikte met mijn vork in het eten. Ik had helemaal geen honger en keek naar de weerspiegeling van de zon in mijn soep. Ik knikte. ‘Ja, dat weet ik zeker.’

‘Maar daar heb ik nog nooit van gehoord!’ zei Eolain. ‘Hoe kan dat nou? In heel de Kronieken van de Ring stond geen enkele keer iets over een vierde elfenring vermeld.’

‘Weet je nog wat je zei, Wyrnia, over de vier elementen?’ vroeg ik aan Wyrnia. Ze knikte. ‘Aarde, vuur, water en lucht.’

‘Is het niet vreemd dat er drie ringen zijn, voor water, vuur en lucht, maar niet voor aarde?’

‘Ik moet toegeven,’ zei Wyrnia, ‘dat daar wel iets van waarheid in zit.’

‘Maar waarom weten we daar dan niets van?’ vroeg Eolain terwijl ze een stuk brood in haar mond propte.

‘Omdat iemand niet wil dat wij daar niets van weten…’ mompelde Myrnir. ‘Maar om nou in één keer heel je visie op Midden Aarde laat veranderen door een droom over een ring vind ik ook wel weer een beetje ver gaan…’

Ik haalde mijn schouders op en concentreerde me op mijn soep, waarna zwijgend verder aten. Na een poosje gaf Eolain me een por. Ik keek op en ze wees naar een hoekje. Daar zaten de twee vreemde figuren van gisteren. De hobbit en de dwerg.

‘Ze staren al de hele tijd naar ons…’ mompelde Eolain. Ik knikte, dat was me niet ontgaan. Net op dat moment ging de deur van de Verloren Vos piepend open. Er stapten drie gekapte figuren binnen en ik voelde hoe de sfeer in de herberg tot onder het vriespunt daalde. Het geroezemoes verstilde en iedereen keek de drie mannen aan.

‘Ik denk dat het tijd is om te gaan…’ mompelde Wyrnia. Ze was helemaal bleek geworden en naast haar zat Myrnir te trillen.

‘Waarom zouden we ons weg laten jagen door een stelletje gekapte engerds?’ zei Eolain verontwaardigd.

‘Omdat…’ mompelde ik. ‘Dit geen gewone gekapte engerds zijn…’

‘Wa-'

De drie personen draaiden zich naar ons om en ik zag hoe Wyrnia en Myrnir verstarden. De drie liepen op ons af en de voorste liet zijn kap vallen. Een lijkbleek, amper menselijk, grijnzend gezicht keek me aan en ik huiverde. Hij naderde langzaam en trok zijn zwaard uit zijn schede. Ik kon niets doen, ik was verlamd van een soort oerangst die me helemaal verstarde. Ik zag hoe Eolain achter me haar hand op haar zwaard legde maar voordat ze iets kon doen had een van de mannen haar gegrepen en hield hij haar in een wurggreep. Ik wou schreeuwen maar kon niets doen. Wyrnia en Myrnir sprongen op maar de derde man had ook hen al bij de nek gegrepen. Ze waren volkomen hulpeloos en ik zat daar maar, terwijl de laatste man me nog steeds grijnzend aankeek.

‘Eindelijk ontmoeten we elkaar dan in het echt, Étilian.’ De man had zijn zwaard boven zijn hoofd geheven. Ik wou schreeuwen maar mijn keel werd dichtgeknepen door een onzichtbare macht. ‘Jammer alleen dat we elkaar maar voor zo’n korte tijd zullen zien…’ nog voordat hij zijn zin had afgemaakte liet hij zijn zwaard zakken, klaar om mijn hoofd er in één beweging af te slaan. Toen werd alles zwart.

‘Étilian…’ de vrouw met het witte haar keek me verdrietig aan. ‘De tijd is gekomen. Nu kan je zien. De vierde ring… Kom hem halen. Kom naar de IJsbaaien van Forochel. Daar wachten we op je. Ga nu…’

Voordat het zwaard mijn nek raakte viel het op de grond en zakte de man voor me op zijn knieën. Met open mond keek ik toe hoe er een straaltje zwart bloed uit zijn mond liep. Toen ik opkeek ontmoette mijn blik die van een paar felblauwe ogen onder rossige blonde wenkbrauwen.

De dwerg hield zijn boog gespannen en de pijl die hij had geschoten stak recht in de rug van de man. De twee anderen deinsden achteruit, grepen hun leider, legden hem op hun schouders en verdwenen toen geruisloos uit de herberg.

Achter me hoorde ik Eolain snakken naar adem, haar gezicht lijkbleek en met een rode striem rond haar nek. Wyrnia was opgestaan en snelde naar haar toe. Myrnir stond ook op en pakte zijn tas en mantel.

De dwerg kwam op ons af, met de roodharige hobbit achter hem aan. ‘Als ik jullie was zou ik hier als de wiederweer weg wezen.’

‘Dank u wel meester dwerg,’ antwoorde ik. ‘Ik ben u mijn leven schuldig.’

‘Niks te schuldig.’ Antwoorde hij met barse stem. ‘Ik had nog een appeltje te schillen met die gasten…’

Ik knikte even dankbaar en trok toen mijn mantel aan. Bij de deur stonden Eolain, Myrnir en Wyrnia al, met hun spullen klaar voor vertrek. ‘Kom mee… Iríal. We moeten hier zo snel mogelijk weg.’

‘Kom Iríal, we gaan naar huis.’ Eolain keek me smekend aan en ik keek naar de dwerg voor me.

‘Ga nou maar,’ zei hij en hij wuifde me weg.

‘Nee.’ Zei ik en ik draaide me om naar mijn vrienden. ‘Ik kan niet. Ik kan niet naar huis. Ik moet naar de IJsbaaien… Ik moet de vierde ring vinden.’

‘Ring?’ vroegen de dwerg en de hobbit tegelijk. Wyrnia zuchtte, maar niet uit irritatie, eerder uit spijt. ‘Dan toch…’

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg Eolain.

‘Kom mee,’ zei Wyrnia. ‘we moeten praten. Nu. Maar niet hier!’

‘Ho, wacht eens even!’ zei de hobbit nu. ‘Wij gaan mee!’

De dwerg keek hem verbaasd aan. ‘Ja?’

‘Ja!’ zei de hobbit nu. ‘Jullie hadden het over een ring, en als er iemand veel weet over ringen dan ben ik het wel.’

‘O ja?’ vroeg Myrnir sarcastisch. ‘Wie ben jij dan wel als ik vragen mag? Heer Sauron?’

‘Nee,’ zei de hobbit. ‘Nee, ik ben Frodo Gewissies, zoon van Sam Gewissies en Roosje Katoen.’

De Reizigers van Midden AardeTempat cerita menjadi hidup. Temukan sekarang