Proloog

1.1K 43 76
                                    

Toen ik mij voorstelde hoe ze over het brede gangpad naar het altaar werd begeleid, had ik mij niet voorgesteld dat ze in een kist zou liggen. 

Het kant van mijn zwarte jurkje had diens afdruk in mijn handen achtergelaten. Mijn schouders stonden strak en de spierpijn in mijn rug van het eeuwig rechtop zitten begon zijn tol te eisen. Ik voelde de ogen van de paar mensen die op waren komen dagen op de uitvaart van mijn zusje branden. Ze vroegen zich af waarom ik daar alleen op de eerste rij zat. Ze vroegen zich af waarom ik niet ook dood was.

Cressida Castillo. Jongste dochter van Jeremiah Castillo en Ellie Yates. Haar lichaam net zo verminkt als dat van haar ouders, die slechts enkele maanden geleden in de grond waren gestopt. Het jonge meisje was gedood door simpele huurmoordenaars op de leeftijd van slechts dertien jaar, omdat haar familie verwant was aan de beruchte koning van het sluipmoordenaarsgilde, Jorah Castillo. 

Het maakte niet uit dat mijn vader al het contact met zijn broer had afgezworen. Het maakte niet uit dat mijn moeder mijn oom nooit had ontmoet. Het maakte ook niet uit dat ze hun moordenaars hadden gesmeekt om hun twee dochters te sparen. Ik had ze gehoord terwijl ik Cressida tegen mij aan gedrukt hield in de voorraadkast. 

Rood bloed op wit marmer. 

We hadden het overleefd, alleen om niet veel later weer geconfronteerd te worden met een mes tegen onze keel. 

Ze vroegen zich af waarom ik niet ook dood was. Ik zou ze niet vertellen dat ik het Castillo-bloed wat in mij stroomde benut had en mijn nietsvermoedende belager had afgeweerd met het mes waarmee Cressida's hart was doorboord. Mijn zusje had moeten sterven zodat ik mijn eigen leven kon redden. 

Na een tijd die als een eeuwigheid aanvoelde, stond ik op en ontspande ik mijn klamme handen. Ik wierp een blik op de dichte kist, probeerde het beeld van een verminkt lichaam te vervangen door een gekoesterde herinnering en gaf een laatste knik, een laatste eerbetoon aan een dertienjarig meisje bij wie ik leven en liefde uit haar ogen had zien verdwijnen.

De laatste verdwaalde traan gleed over mijn wang toen ik over het brede middenpad van het kleine kerkje liep. Het tikken van mijn hakken weergalmde in de nagenoeg lege kerk. Ik beende recht op de man af die tegen de deurpost van de uitgang leunde. Hij was begin veertig. Lang, gespierd, een litteken die van zijn kruin tot aan zijn rechtermondhoek liep. Hij had zijn handen diep in de zakken van zijn veel te dure broek gestoken. Zijn eveneens veel te dure shirt lag nonchalant om zijn bovenlichaam heen. Hij had amper moeite gedaan om de bruine lokken die zijn scherpe gezicht en zijn bronskleurige ogen omlijsten in model te brengen voor deze gelegenheid. 

De klap die ik hem in zijn gezicht gaf liet de paar mensen die nog in de kerk waren met verbazing omkijken. 

'Dit is allemaal jouw schuld, Jorah,' beet ik hem zachtjes toe. 

De man keek alleen maar op mij neer. Hij bewoog pas toen ik nog een keer een trillende hand hief om hem tot reden te slaan. 

Jorah greep mij bij mijn pols vlak voordat ik zijn gezicht kon raken. 'Dat weet ik.'

Mijn hand trilde nog steeds, maar niet van angst. Ik was niet bang voor de koning der sluipmoordenaars. Mijn hand trilde van woede. 

'Los het dan op,' siste ik. 

Hij liet mijn hand los. 'Ik kan je geld geven om de stad te...'

'Ik hoef je bloedgeld niet.'

Jorah trok een van zijn perfecte wenkbrauwen op. 'Ik kan je er niet bij hebben, Livia.'

'Train me,' drong ik aan. Ik weigerde om aan de kant te gaan of ineen te krimpen toen Jorah zich van de deurpost afduwde en rechtop ging staan. 'Train me tot ik goed genoeg ben.'

'Goed genoeg voor wat?'

Ik wierp een blik over mijn schouder, op de kist en de treurige bloemen er omheen. 'Voor wraak.' 



Zwaard van de dageraad [Wattys2021 Winnaar] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu