Hoofdstuk 1

651 29 71
                                    

'Is dat bloed?'

Terwijl ik mijn grijns probeerde te onderdrukken, keek ik naar mijn bruine tuniek waar een donkere vlek in zat. Het was amper zichtbaar in het grimmige licht wat binnen werd gelaten in de barak, waar ik samen met een handjevol anderen samen was gekomen voor de naderende bijeenkomst. 

'Nee?' antwoordde ik. 

De jonge vrouw tegenover mij keek me hoofdschuddend aan. 'Dat is geen vraag die je met een andere vraag hoort te beantwoorden.'

Mijn grijns vervaagde en ik fronste terwijl ik met mijn nagel over de vlek kraste. Uiteindelijk bracht ik de stof naar mijn mond en drukte ik mijn tong tegen de donkere plek.

'Jij bent echt niet goed snik, Livia,' snoof Davina terwijl ze haar afgunst, of was het een lach, probeerde te verbergen. 

Davina Aresta, 21 jaar, met de rondingen op de juiste plekken en de neiging om te blijven praten wanneer het beter was om te zwijgen, was mijn beste vriendin. Vanaf het moment dat ik de Elite had betreden, had men mij vergeleken met de twee jaar oudere courtisane. Hoewel mijn krullende haar blond was in plaats van bruin, en haar ogen grijs kleurden in plaats van brons, begreep ik wat ze bedoelden. We hadden allebei dezelfde scherpe gelaatstrekken en de jongens konden hun ogen niet van ons af houden. We hadden ook precies dezelfde humor. 

Humor die we schijnbaar niet met de twee andere courtisanes deelden die binnen gehoorafstand stonden. In mijn ooghoeken zag ik hun houding verstrakken, hun gezichten vertrekken. Het was algemeen bekend dat de sluipmoordenaars betere humor hadden dan de stillere courtisanes, een uitzondering zoals Davina daargelaten. Daardoor botste het meer dan eens op bijeenkomsten zoals deze. 

Toch maakten we allemaal deel uit van de Elite. We moesten er maar voor zorgen dat we samen door één deur konden. De Elite vormde een bijzondere combinatie van uitzonderlijk goed getrainde sluipmoordenaars en courtisanes. De eersten hanteerden een scherp mes, de laatsten een vleiende tong. Of ze nu meesterlijk waren in het verleiden en misleiden van machtige edelen of in het doden ervan, in de Elite vond je zij die dat zonder twee keer te knipperen zouden doen. Waar Davina haar informatie moest ontfutselen, moest ik ervoor zorgen dat sommige informatie nooit de wereld in gebracht zou worden. En dat allemaal in opdracht van het koningshuis of diens vertrouwelingen. De Elite bestond uit mensen die je zonder twijfel uitzonderlijk en meesterlijk kon noemen. 

En mij. Iedereen vermoedde het en ook al sprak niemand het hardop uit, ik maakte deel uit van de Elite door het Castillo-bloed wat in mijn aderen stroomde. 

'Het is wijn,' lachte ik waarna ik mijn shirt losliet. 

Er klonk een afkeurend geluid ergens achter mij. 'Weet je dat wel zeker? Misschien moet je nog even wat langer proeven.'

In een van de duistere hoeken van de gemeenschappelijke ruimte, welke slechts gevuld was met het noodzakelijke meubilair, stond een gestalte. Met zijn donkere kleding viel hij niet op in de sombere ruimte, die met een paar planten en onzinnige decoraties iets vrolijker moest ogen. De barak kreeg zijn gezelligheid alleen door de bewoners ervan. 

Ik draaide mij om naar de gestalte. 'Hoorde ik daar nu iets?' 

Davina inspecteerde haar nagels. 'Ik hoorde niks.'

Caelan Siney, 20 jaar. Lang, knap, gespierd. Hij had hersens, maar weigerde deze meestal te gebruiken tot de situatie hem geen andere keuze liet. Een enorme klootzak en een goede vriend. Meer dan eens had hij samen met Davina mijn leven zuur gemaakt. Daarentegen lukte dat hem ook prima in zijn eentje.

Caelan stond met zijn armen over elkaar geslagen tegen de muur. Hoewel hij zijn handen verborg, zag ik iets wat hintte op opgedroogd bloed. Hij had vannacht een opdracht gehad en was pas net teruggekeerd naar de barakken op de kasteelgrond. Net op tijd voor de briefing, die tien minuten geleden al had moeten beginnen. 

Zwaard van de dageraad [Wattys2021 Winnaar] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu