Hoofdstuk 16

172 17 3
                                    

Het voelde alsof de wereld in brand stond. Vlammen likten aan mijn armen, aan mijn benen, aan mijn hoofd. Vooral aan mijn hoofd. Ze leken zich vast te klampen aan mijn hart, vastberaden om de spier te vermorzelen. In werkelijkheid waren het slechts de effecten van het gif. Het zorgde ervoor dat ik keer op keer, in een half bewusteloze toestand, mijn maag leegde. Als ik kort wakker werd had ik het bloedheet, maar tegelijkertijd ook ijskoud door het zweet wat als parels op mijn huid lag. 

Keer op keer zocht ik verwoed naar water om het brandende gevoel in mijn lichaam te kalmeren. Iets, wat dan ook, om het vuur te doven. Witte paniekflitsen en de vage waas die over de wereld lag zorgden ervoor dat ik niets zag en in paniek bleef totdat iemand die nabij was, en op een of andere manier was er altijd iemand nabij, een kom met een kruidenmengsel aan mijn lippen zette. Het was sterk en zorgde ervoor dat ik opnieuw wilde overgeven, maar het zorgde er ook voor dat ik weer in een onrustige slaap wegzakte. 

Iedere keer dat ik half wakker werd voelde ik mij zwakker. Iedere keer dat mijn ogen open schoten en ik in een verwarde toestand zocht naar iets om de pijn weg te nemen, had ik minder levenslust dan daarvoor. Het voelde alsof ik in een eeuwige spiraal zat. Balancerend tussen het bewuste en het bewusteloze. 

Na een strijd die voor mij eindeloos voelde, veranderde er wat. Misschien kwam het doordat de neiging om over te geven iedere keer dat ik uit mijn bewusteloosheid ontwaakte minder werd, of misschien was het de wereld die iedere keer weer wat scherper leek te zijn voordat ik met het kruidenmengsel weer buiten bewustzijn werd gebracht. Uiteindelijk kreeg ik water aangeboden in plaats van de vreselijke kruidendrank en voelde ik dat ik weer de baas wat over mijn eigen bewustzijn. Ondanks dat ik nog veel de neiging had om te slapen, voelde het als een opluchting om te bepalen wanneer ik dat deed.

Toen ik daarna wakker werd, voelde dat ook als mijn eigen keuze. In plaats van pijn en paniek, voelde ik een vreemde rust. Het verdoofde, maakte dat ik mij trager voelde dan ik mij kon herinneren, maar het liet mij ook realiseren dat ik eindelijk wakker was. Niet half bij bewustzijn, maar echt wakker. Dat gaf mij de kans om voor het eerst te beseffen dat ik niet op mijn eigen kamer in de barak was. 

Ik staarde naar het witte plafond van de ziekenboeg. Rustig wachtte ik totdat de houten platen niet meer bewogen. Daarna draaide ik langzaam mijn hoofd. Ik observeerde de kleine zaal, maar zag vooral dichtgeschoven gordijnen. Er waren meer mensen in de zaal, want ik hoorde zachte voetstappen en gedempt gepraat. Af en toe klonk er een zachte kreun van pijn en in de verte klonk een schelle pijnkreet. Ik was eerder in zo'n zaal geweest. Waarschijnlijk was de hele elite wel eens eerder in zo'n zaal geweest. Het was de ziekenboeg die toegewijd was aan het genezen van gardeleden, soldaten en ook de Elite. De dokters en verplegers die hier werkten, moesten een sterke maag hebben. 

Toen mijn hoofd weer begon te duizelen toen ik deze naar de andere kant draaide, vroeg ik mij af hoe lang ik al in dit bed lag. Mijn lichaam was stram en bij iedere kleine beweging voelde ik een zeurende pijn. Die gedachte vervaagde toen ik Caelan zag zitten. Hij had zijn armen over elkaar geslagen en zijn hoofd rustte tegen de muur terwijl hij in een diepe slaap weggezonken leek te zijn.

'Als...' Ik moest een paar keer slikken toen ik het schorre geluid hoorde wat uit mijn keel kwam. 'Als Jorah je zo ziet,' probeerde ik opnieuw, waardoor Caelan wakker schrok, 'dan heb je een groot probleem.'

'Grote goden, Liv,' zei hij, waarbij hij keek alsof hij een spook had gezien.

Misschien was dat ook wel zo.

Caelan leek zich er nog niet toe aan te kunnen zetten om uit de stoel overeind te komen. Hij kon mij alleen maar verdwaasd aankijken. 'Hoe voel je je?'

Ik snoof en draaide rustig mijn hoofd terug, zodat het uitzicht op het plafond terugkeerde. 'Alsof ik mijn ingewanden heb uitgekotst en aan vijftig dolken ben geregen.' De woorden kwam maar met moeite over mijn lippen, maar het lukte in ieder geval weer. Toen ik mijn hoofd weer naar Caelan draaide, vroeg ik: 'En hoe voel jij je?'

Zwaard van de dageraad [Wattys2021 Winnaar] ✓Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu