10. Liris

8 2 10
                                    

'Ik zie er alleen vier.'

Mijn spieren bevroren. Uit mijn duizelende blik probeerde ik de mensen weer voor me te halen, maar het was lastig wanneer niets in mijn lichaam mee wilde werken. Talloze herinneringen overstemden mijn gedachten. Toen ik voorover leunde om iedereen beter te zien, kwam Ryven dichter bij me staan. Onze armen schuurden over elkaar. 'Vlug, wie zie je?' beval ik hem haast.

De vijf mensen liepen richting de uitgang. Merijn liep met zijn blonde haren naar achteren getrokken met gel, hij gaf altijd om zijn uiterlijk en dat had hij openlijk toegegeven aan me. Aan zijn arm hing een persoon met blauwgeverfde haren, om die twee liepen nog twee jongens met bruine haren die haast op broers leken en Kirze zelf, de baas van de discotheek. De tekening van Ari schoot door mijn hoofd en een misselijkmakend vermoeden kwam in me op.

'Drie voor en één achter.'

Ik sloot mijn ogen, kon het nog erger zijn?

Ari was de wederhelft van Merijn.

Mijn knieën knikten.

'Ari hangt aan Merijn,' mompelde ik. 'Laten we achter ze aan gaan.' Ik vertelde mezelf dat dit me absoluut niks deed, dat de druk op mijn hart niks was. Vol van energie duwde ik me van de reling weg, ik moest niet nadenken over zinloze gevoelens.

Maar waarom moest hen omgaan met Merijn van alle mensen?

Knarsetandend duwde ik de mensen om me heen weg. De situatie deed me ook afvragen of Merijn al iets met Ari had voordat hij een relatie met mij begon. De gedachte alleen al boven op de al bestaande haat, deed me koken van woede. Hij was altijd de hypocriet geweest met zijn minderwaardigheidscomplex, met zijn onzekerheid die altijd conformatie zocht dat ik niet vreemdging.

'Waarom lijkt het alsof je iemand gaat vermoorden.' Ryven liep naast me de kleverige trap af, hij fronste naar me. Ik was bijna vergeten dat hij hier was.

Ik gooide mijn beste glimlach terug, maar mijn spieren werkten niet mee aan het bedekken van mijn woede. 'Dat ga ik ook.' Het was een belofte van mezelf aan Merijn.

'Handen af van Ari.' Zijn stem was zacht, bijna onverstaanbaar in de rumoer. Ik knikte alleen, Ari wist misschien niet in welke positie hen zat. En wetend dat hen dicht bij Merijn stond, liet dat me geloven dat hen een zondebok was.

'En jij handen af van Merijn, hij is van mij.' Mensen keken fronsend naar me om terwijl ik dat zei, maar ik negeerde het. Al zouden ze me nu herkennen, ik kon iedereen hier aan.

'De tiran, waarom?' vroeg Ryven die me moeizaam bijhield. Ik opende mijn mond, bedacht alles wat ik kon zeggen. Merijn was mijn eerste crush, iemand wiens business gesteldheid me altijd perplex achterliet. Merijn was mijn beste vriend, mijn lichtpuntje in de duisternis, maar dat was allemaal verleden tijd.

'Hij is mijn ex en de reden waarom ik mijn arm mis.' Mijn stem droop van het gif en Ryven vroeg er niet naar door.

Toen ik me eindelijk door de zweterige lichamen naar buiten geduwd had, waren de straten leeg. Zuchtend nam ik de iets minder gore lucht in me op, liet de wind mijn blozende wangen strelen net boven mijn mondkapje.

'Ze zijn weg,' mompelde ik. Mijn blik gleed langs elke steeg, maar er was geen spoor van leven te zien. Mijn handen gleden over mijn bovenarmen waar kippenvel ontsprong. 'Maar jij kan ze vinden, toch Snoepje?'

Ik draaide me naar Ryven. Hij had de vinderszegel, hij was de persoon die iedereen kon vinden. Misschien Ari niet, maar Merijn zou wel moeten lukken.

'Merijn was de naam toch?' Hij bevestigde mijn vraag niet, maar weigerde ook niet. Ik knikte alleen, de zure naam kwam mijn mond niet uit. Mijn vingers tintelden om Merijns nek dicht te knijpen en hem naar lucht te zien happen. 'Oké dan.'

ZoekendeWhere stories live. Discover now