17. Ryven

16 2 10
                                    

De aankomst in Apicro met Ari aan mijn zijde was bitter. Ari had de hele weg naar gezwegen, het enige bewijs van hun aanwezigheid was hun hand die op mijn onderarm rustte. Alsof hen zeker wilde weten dat hen niet alleen was. Het was raar om hen weer naast me te hebben. Vooral doordat ik door de jaren heen steeds minder aan mijn bloedfamilie dacht.

Zelfs toen ik Ari naar mijn ouders hun huis had gebracht, hadden we nog geen woord uitgewisseld. Mam en pap waren extreem gelukkig, althans het klonk alsof ze aan het huilen waren van blijdschap.

'Wat is er met je wangen gebeurd?' Mijn moeders stem sloeg over en ik keek naar de lege deurpost. Het voelde alsof er een afstand tussen mij en de rest stond, een ruimte die geen geluid of gevoel doorgaf. Ik sloot mijn ogen.

'Dan ga ik weer.' Ik moest douchen en dan weer mijn reis uitplannen naar Basal, Liris advies om de ramp twee dagen uit te wachten zat nog vers in mijn hoofd. Mijn moeder bood me nog thee aan, maar ik weigerde het. Ik wilde naar huis.

'Ryv.' Ari greep naar mijn hand. Ik keek achterom, hun hoofd stootte tegen mijn bovenarm. 'Dankje.'

Ik glimlachte waterig, het zou gemeen zijn om te zeggen dat het me eigenlijk niet uitmaakte. Met een ingehouden zucht legde ik mijn hand op die van hen. 'Graag gedaan, Ari.' Ik had genoeg aandacht van mijn ouders gestolen toen we opgroeiden, Ari had wat in te halen.

Met die woorden liep ik van ze weg, ze zouden vast veel bij te kletsen hebben. Met mijn handen in mijn zakken kneedde ik het mondkapje dat ik erin gepropt had. Nu was het twee nachten slapen tot ik weer terugging naar Basal om Liris terug te halen. Mijn telefoon pakkend, besloot ik alvast te kijken of de psycholoog een plekje over had voor over een week voor Liris. Ik wist dat hij het druk had en er een lange wachtlijst stond, ik zou me erbij neergelegd hebben als hij me weigerde. Maar gelukkig zei hij dat er wel een plekje was.

Het was handig voor Liris om naar de psycholoog te gaan, elke zegelhouder die ik kende ging. Onze zegels reageerden heel verschillend op elke emotie die we voelden, misschien was ook de diepe haat in Liris de reden waarom haar zegel zo dominant was in haar leven. We waren immers niet de perfecte mensen die Apicro beweerde dat we waren. We waren verre van perfect, misschien zelfs juist defect. Toch zou ik voordat ik de afspraak maakte, Liris haar mening erover willen weten.

De uren gingen langzaam voorbij, twee dagen voelden aan als twee maanden en voor ik het wist was het vijf uur op de desbetreffende dag. Een uur voordat mijn wekker ging, alsof mijn lichaam wist dat dit dé dag ging zijn. Zuchtend draaide ik me om onder de dekens, greep ik naar mijn telefoon.

De eerste notificatie die ik had, was agent Hover die me een link doorstuurde. De titel liet mijn hart haast stilstaan.

'Massamoord in Basal, huurmoordenaar Liris dood gevonden na uitbraak gevangenis.'

Ik schoot overeind, zo snel als ik kon opende ik de link. Dit moest een zieke grap zijn.

Het artikel vertelde over hoe het zoekteam die de commissaris gestuurd had, het gebouw vonden gevuld met verbrande lijken. Een van de lijken hadden ze geïdentificeerd als Liris, doordat ze een arm miste. Ik zette een hand tegen mijn mond. Ze hadden foto's van verbrande lijken erop gezet om mensen te shockeren zodat ze het artikel gingen lezen, maar in mijn gedachten ging alleen Liris' naam rond.

Misschien was dit de manier waarop de commissaris me terug ging pakken, door Liris dood te verklaren. Maar hoe wist hij dat ik haar levend wilde? Levend en aan mijn zijde.

Ik schudde mijn hoofd, dat was bizar. Snel probeerde ik Liris te bellen, maar de telefoon ging piepte niet een keer. Hij was vast kapot, of leeg.

Zo snel als ik kon kleedde ik me aan om naar het station te gaan. Zelfs toen ik nog een uur op de eerst trein moest wachten, kon ik alleen staren naar de veranderende nummers van de digitale klok. Met elke minuut dat hij omsloeg, was ik dichter bij mijn bestemming.

ZoekendeWhere stories live. Discover now