15. Ryven

5 2 3
                                    

De dag erna werd ik met een stijve rug wakker, met Liris aan de andere kant van de bank. Haar mond was oncharmant open en met elke uitademing blies ze wat haren aan de kant.

Liris was een zegelhouder, een gevangene, maar belangrijkste van alles, iemand die was opgegroeid in een slechte omgeving. Haar verhaal had me laten weten dat haar scheve moralen en asociale methodes kwamen doordat niemand haar beter had kunnen laten zien. Al betekende dat niet dat dat een excuus of vergiffenis was voor al haar acties.

Het deed me denken dat ik haar misschien kon betrekken bij de U-chat groep van zegelhouders. Het was voor velen van ons een veilig plek. Voor ik het wist, had ik mijn suggestie al in de tekstbalk gestopt.

Maar ze moest terug naar de gevangenis hierna.

Voordat mijn vinger op de verzendknop drukte, kwam Liris overeind. Ik deed mijn telefoon uit, met het onverzonden berichtje nog op het scherm. Ze zette een hand in haar rug en rekte haar uit tot ze weer op de bank lag. Ze was flexibel en sterk, wat waarschijnlijk allemaal voordelen waren van haar zegel.

'Ben ik zo mooi dat je niet kan stoppen met staren, Snoepje.' Ze was weer terug naar hoe ze eerst was, met dezelfde grote grijns die al haar gedachten verborg.

'Je hebt gekwijld.' Liris' hand schoot naar haar kin om het weg te vegen. Ik trok mijn neus op, mijn stem was schor en alles deed nog pijn, maar de pijn was niks met mijn zenuwen in mijn onderbuik.

We gingen Ari terughalen.

Dit keer voor het echt.

Hen haatte me al met heel hun hart, dus mocht hen me ook haten vanaf een kortere afstand. Dan konden mijn ouders eindelijk ook stoppen met vragen om Ari. Het was voor iedereens bestwil.

Ons perfecte gezin was niet meer en dat wist ik al heel lang, al had ik dat pas laat geaccepteerd.

Liris en ik bedankten Elana voor de gastvrijheid, de jonge vrouw had Liris innig omhelsd en gevraagd wanneer ze elkaar weer zouden zien. Het meisje had omgekeken naar me, maar mompelde snel iets van een 'ooit'. Ik knikte daarop.

Wat de uitkomst van deze zoektocht ook zou zijn, Liris zou terug moeten naar de gevangenis. Ik kon haar misdaden misschien tussen de vingers zien, maar de maatschappij had daar een heel ander idee bij.

Het was onvermijdelijk.

Liris had een trui van Elana geleend, een paarse deze keer die wat korter was dan de andere die ze droeg. Elke keer wanneer ze haar armen uitstrekte, kwam een stukje huid tevoorschijn.

Subtiel rook ik aan mijn witte blouse, ik had hem vandaag voor de derde dag aan en na alle gebeurtenissen stonk hij goed naar grond en bloed. Ik was toe aan een douche. Het deed me verlangen om weer uit Basal te gaan, het was hier verschrikkelijk. Het was maar dat Liris' praatgraagheid me afleidde. Een eigenschap waar ik nog nooit dankbaar voor was, tot vandaag.

Tegen de tijd dat we aankwamen bij het hoofdkantoor van de Tijgerklauwen, zakte de moed weer naar mijn schoenen. Het was net zo groot als een middelbare school en omringd door prikkeldraad. Het leek op een gevangenis, en het zou gekkenwerk zijn om in te breken bij een gevangenis.

'Deze zoektocht was veel sneller afgelopen als we rechtstreeks naar het hol van de leeuw waren gegaan, hè?' mompelde ik. Nu we erachter gekomen waren dat Ari een stel was met Merijn, was het heel logisch dat ze in het hoofdkantoor van de Tijgerklauwen te vinden was.

'Ik ben niet gek genoeg om voor de lol daar naar binnen te gaan, dat gebouw is gevuld met wapens en mensen die drie keer zo sterk zijn als jij en ik bij elkaar.' Liris stopte haar hand in haar zak, stapte over een versplinterde balk die op de grond lag. In de buidel van haar trui lag een pistool, het gewicht trok de stof omlaag. Ik had haar niet tegengehouden toen ze een pistool en iets wat op rookbommen leek van Elana meenam.

ZoekendeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu