12. Liris

9 2 4
                                    

Mensenlevens waren zo fragiel.

Het was allemaal zo snel gegaan. Toen ik het hakmes dreigend boven de hulpeloze Ryven zag, bewoog mijn lichaam automatisch. De schok van het pistool uit mijn buidelzak dreunde door mijn botten voordat ik doorhad wat er überhaupt gebeurd was. Het lichaam klapte op de grond, het schot was perfect door zijn slaap heengegaan. Mijn blik kleefde aan het sijpelende bloed, aan de weggedraaide ogen en geschokte gezicht. Met een grimas probeerde ik mezelf bijeen te houden.

De warmte begon vanaf mijn bovenbeen, vanaf de zegel die verstopt zat tussen mijn tatoeages. Het heerlijke gevoel spreidde naar mijn hart, naar mijn vingertoppen. Het was vandaag extra intens, misschien doordat ik het al zolang niet gebruikt had.

Gelach kwam uit mijn keel, elke vezel van mijn lichaam zat vol met endorfine. Blijdschap vloeide uit alles wat ik deed.

Zelfs toen ik het volgende moment de kale man neerhaalde met een knie in zijn gezicht. Geschrokken liet de man zijn pijptang vallen. Mijn lichaam bewoog uit zichzelf en het enige waar ik aan kon denken was het blije tintelende gevoel in mijn onderbuik.

De man viel achterover, grijnzend belandde ik op hem, hief ik mijn vuisten omhoog. Ik bewerkte zijn gezicht tot hij bebloed was, maar zelfs toen stopte mijn lichaam niet.

Ik ging door tot zijn gezicht niet te herkennen was.

Zijn schreeuwen gooiden olie in het vuur en zijn getrap tegen me aan voelde ik niet eens meer.

De huid van mijn knokkels scheurde open, mijn bloed vermengde zich met de zijne terwijl ik verder op hem inramde. Tegen de tijd dat ik stopte, lag het lichaam compleet stil. Schaterend gooide ik mijn hoofd achterover, mijn slechte humeur was nergens meer te bekennen.

Mijn lange nagels schraapten over mijn bovenlip wanneer ik mijn mondkapje naar beneden trok. Al het bewegen had ervoor gezorgd dat de stof aan mijn bezwete gezicht plakte. Met een diepe teug inhaleerde ik de smog, de essentie van Basal.

De stad zonder toekomst.

'Liris?'

Ryven was opgestaan, hij had verstandig een paar stappen naar achteren gezet. Zijn hand die hij bijna had verloren, trilde nog en ik wist dat mijn geheim nu uit het raam was.

Dat scheelde me wat gedoe.

'Wat?' Ik grijnsde naar hem, helemaal vergeten dat de perfecte jongen hier nog was. Met een kreun kwam ik overeind, mijn knieën waren stijf van de man tegen de grond houden.

'Gaat het?' Ryven ging twee stappen achteruit voor de ene die ik in zijn richting zette.

'Het kan niet beter.' Met mijn handen in de lucht liet ik mijn lichaam spreken. Mijn vingers smeekten me om verder te gaan, om nooit meer uit deze high te komen. 'Wat, zeg nou niet dat je bang voor me geworden bent nu je weet wat ik ben?' Ik probeerde het bloed van mijn gezicht af te vegen, maar smeerde het alleen uit met mijn vieze vingers.

'Je bent een zegelhouder.' Ryvens ogen kleefden aan mijn hand, zijn aandacht was getrokken door het bloed onder mijn nagels.

'Net als jij,' mompelde ik. Maar Ryven was niet op zijn dertiende weggestuurd uit Apicro, hij was niet achtergelaten in een verlaten appartement met de belofte dat zijn ouders terug zouden komen voor hem.

Het was zo oneerlijk.

Ik glimlachte, overbrugde de afstand tussen Ryven en mij zodat hij niet meer weg kon lopen. 'Een zegelhouder,' herhaalde ik. Mijn bovenbeen kriebelde en allerlei scenario's waarin het slecht afliep voor hem speelden uit in mijn hoofd. 'Net als jij.' Ik legde mijn hand op Ryvens schouder, mijn vingers gleden over de zachte stof van zijn blouse die grijzig was geworden door zijn worsteling.

ZoekendeOnde as histórias ganham vida. Descobre agora