Hoofdstuk 16

2.5K 111 6
                                    

Mijn brein begon meteen op topsnelheid te werken. Ik was er vrijwel honderd procent zeker van dat de Daemonia hierachter zaten. Ten eerste kon een van de twee demonenmeisjes het briefje op mijn rug hebben geplakt toen ik tegen haar aanbotste. Ten tweede hadden de Deamonia mij nog geen week geleden gekidnapped. En ten derde ... het zijn demonen. Als mijn vermoeden juist was, maar ook als dat niet zo was,  dan konden we Violette het beste daar zo snel mogelijk vandaan halen. "Wwwawat moeten we doen"?, stotterde Simon geshockeerd. "VECHTEN!", schreeuwde Isabelle ineens. Ze had woedend gekeken toen ze het briefje las, maar nu leek de woede bij haar plaats te maken voor geestdrift. "Hoe?", vroeg Simon, "Het hele eind naar ze toe lopen en het daar moe en verkleumd tegen een georganiseerde groep tekeer gaan?" "Uuh..", begon Isabelle. Niemand scheen nu nog te weten wat we het beste konden doen, maar mijn hersenen hadden niet stilgestaan. "Ik heb een plan", zei ik. Iedereen vestigde zijn aandacht op mij. "Het is een absurd plan, maar geloof me, het is geniaal", voegde ik eraan toe. "Wie doet er mee?".

"Vertel eens iets over je meesterplan", drong Boris aan terwijl we de balzaal verlieten. Ze hadden allemaal ingestemd om met mijn plan mee te doen, ondanks dat ze geen van allen wisten wat het inhield. "Allereerst moeten we..." begon ik kijkend naar mijn hakken, Marja's stilleto's en de hoeven van de saters "...normale schoenen aantrekken. Misschien is een gewonen spijkerbroek met een vest ook niet zo verkeerd. De rest leg ik jullie in de trein uit". "Gaan we met de trein? Maar die zit vol met normale mensen!", piepte Marja. "Rustig maar. De trein is veilig en lekker warm. Bovendien zal de trein zo laat op de avond niet erg vol zitten", stelde ik Marja gerust.

Ongeveer drie kwartier later hadden we ons doel bijna bereikt. Ik zat in mijn fijnst zittende skinny jeans, mijn sneakers en een sweater tegenover Isabelle. Zij droeg ook min of meer gewone kleren en een zonnebril met spiegelglazen. "Iedereen begrijpt wanneer, waar en wat hij of zij moet doen?", vroeg ik voor de vierde keer. Iedereen knikte en negeerde het feit dat ik het hen de afgelopen twee minuten al drie keer gevraagd had. Ik moest er gewoon zeker van zijn dat alles perfect op elkaar inspeelde. Één fout en het hele plan zou in duigen vallen. Daarom kon ik het niet laten de communicatie instructies nog een keer te herhalen: "En niet vergeten: sms '1' als je klaar bent met onderdeel een, sms '2' als je klaar bent met onderdeel twee, sms '3' als je klaar bent met onderdeel drie, sms 'a' als de missie moet worden afgeblazen en sms 'h' als je hulp nodig hebt." Ik hoopte dat de 'h' en de 'a' niet nodig zouden zijn. Na mijn woorden kwam de trein tot stilstand. Ik slikte. Nu zou het moeten gebeuren. Ik was bang dat mijn plan niet waterdicht genoeg was. Bij deze gedachte moest ik in mezelf lachen, want als alles goed ging zou niet alles droog blijven.

Marja, Isabelle, Simon en ik liepen naar spoorweglaan 1313 toe, dat maar een halve kilometer van het station verwijderd was. Floris en Boris moesten naar een ander gebouw lopen, niet ver hiervandaan. Zo'n vijftig meter voor het gebouw stonden we even stil. Het gebouw was groot en grijs en leek op een oude verlaten fabriek. De grootte kon het nog wel eens moeilijk maken om Violette daarin te vinden, maar maakte het ook weer makkelijker om binnen te sneaken. We liepen met een boog de fabriek heen. Daar aangekomen splitste we ons op. Simon glipte samen met Isabelle het gebouw binnen. Zij waren het snelste en het sterkste van ons allemaal en konden zich daarom het beste in het leeuwenhol wagen. Nadat onderdeel twee was afgerond zouden die twee Violette gaan bevrijden en gingen we ervandoor. Onderdeel een en twee vormden samen de afleidingsmanouvre en die moesten Marja, ik en de tweeling uitvoeren.

Nadat Simon en Isabelle geluidloos in het gebouw waren verdwenen, gingen Marja en ik op zoek naar hout. We vulden de rugzakken die we hadden meegenomen met het beetje hout dat we konden vinden op het kale industrieterrein. Daarna gingen we op zoek naar de brandtrap, die er godzijdank was, en klommen naar boven. De weg naar het dak verliep soepel, misschien zelfs iets té soepel. Misschien was het een valstrik, of misschien zaten we bij het verkeerde gebouw, of ik heb te veel detectives gekeken. Toen Marja en ik het platte dak van de fabriek bereikten, verkenden we het plateau en zochten we een fijn plekje uit om te gaan zitten. We moesten wachten op het signaal van de tweeling. Floris en Boris waren als het goed is nu in de brandweercazerne. Daar moesten ze de telefoondraden doorknippen, camera'sen mogelijke aanwezigen uitschakelen, brandweerpakken aantrekken en een brandweerwagen stelen. Pas als ze in de brandweerwagen zaten mochten ze signaal '1' sms'en. Na een kwartier op het dak te hebben gezeten kregen we dit signaal.

Het hout dat Marja en ik hadden meegenomen verspreidden we in kleine hoopjes over het dak en ik stak ze met behulp van mijn vuurkrachten aan. Het gebouw zou als het goed is, omdat het van beton was gemaakt, niet in brand vliegen. Hierna kwam het moeilijke gedeelte. We moesten een brandalarm vinden. Via de brandtrap daalden we af naar de bovenste verdieping. We glipten naar binnen, verbaasd dat niemand op wacht stond, en speurden de gangen af. Marja merkte als eerste het rode kastje met het woord ALARM op. Ik drukte op het alarm en een oorverdovend geluid begon door het gebouw te loeien. Marja, die haar mobiel al paraat had smste '2'. We wilden ons omkeren en zo snel mogelijk het gebouw verlaten, totdat ik vanuit mijn ooghoeken de meterkast zag staan. Er schoot me een idee te binnen. Ik sprintte naar de meterkast en trok hem open. Het was een wirwar van metertjes, knoppen, lampjes en draden. Ik had geen flauw idee waar wat voor diende, maar het kon me ook niet zoveel schelen. Ik plaatste mijn handen tegen het geheel aan en liet een zo groot mogelijke stroom ernaartoe lopen. De vonken knetterde om me heen en toen ik mijn handen weg trok zag ik tot mijn genoegen dat er geen lampje meer brandde. De stroom in het gebouw was uitgevallen.

"Slim", schreeuwde Marja om boven het alarm uit te komen, "Maar we moeten wel opschieten". Ik knikte en samen renden we de brandtrap af. Toen we op enige afstand van het gebouw stonden, hoorden we de sirenes van een brandweerwagen loeien. Ik was er nu bijna van overtuigd dat het plan ging slagen. Even later stond de brandweerwagen naast het gebouw stil. Haastig sprongen er twee 'brandweermannen' uit de wagen en begonnen met behulp van slangen de gevaarlijke *kuch* brand te blussen. Het was me eerst nog niet opgevallen, maar er stonden al mensen buiten. Ik kon niet met zekerheid zeggen of het gewone mensen of Vestibuli waren, maar ik gok dat laatste. Meer personen kwamen het gebouw uit rennen. Bij enkele was het vanaf deze afstand te zien dat ze niet menselijk waren. Als het goed is kregen Simon en Isabelle nu dankzij alle onstane hectiek de kans Violette daar weg te krijgen. Ondertussen kwamen er steeds meer Vestibuli uit het gebouw tevoorschijn. Abnormaal veel. Veel te veel. Marja's mobiel trilde want ze kreeg een smsje. Afzender: Simon. Inhoud: ...

 ~~~ Cliffhanger :P Wat zal er in het smsje staan '3',  'a' of 'h'. Of iets heel anders. Bedankt voor alle leuke comments en votes :D  ~~~

The colour of my eyesWhere stories live. Discover now