9. Het mobieltje en het moment

111 17 5
                                    

Ik kijk naar Noah. Hij kijkt gespannen voor zich uit. Ik voel zijn zenuwen. Dezelfde zenuwen die ik altijd heb voordat het rode lampje op de camera van Lenny aanschiet. Maar dan tien keer zo erg.

In een poging het beter te maken, leg ik een hand op z'n schouder. 'Kop op,' probeer ik, 'dit heb je al zo vaak gedaan. Het gaat goed komen.'

'Maar wat als ik faal?' zegt Noah zonder op te kijken.

'Dat doe je toch niet. Jij faalt nooit.'

Een licht glimlachje verschijnt op zijn gezicht.

'Nou ja,' voeg ik aan mijn laatste opmerking toe, 'natuurlijk wel bij het opeisen van de troon van Grootste-Falling-Angels-Fan-Land, want ja,' ik gooi mijn haar opschepperig naar achter, 'we weten allebei wie dat nu regeert.'

Hij schiet in de lach. 'Je hebt gelijk. Maar ik ben de troonopvolger, want ik had de selfie.'

Lachend vraag ik: 'Zenuwen al weg?'

'Nouuuu, Dawn!' antwoordt hij semi-beschuldigend. 'Nu zijn ze weer terug!'

'Niet mijn probleem,' grijns ik.

Noah knijpt zijn ogen samen. 'Ik krijg jou nog wel.'

'Oh, moet ik nu bang worden?'

'Als je niet dood wilt ten minste, dan wel.'

'Ik ben niet bang voor de dood,' zeg ik onverschillig, 'en dus ook niet voor jou.'

'Oké, Noah, klaarstaan,' zegt Jonas. Zijn sexy microfoon/koptelefoon drukt zijn donkerblonde krullen plat. Ik doe nog wat aan de loshangende pleister die het microfoontje van Noah op zijn plek moet houden (en daarin faalt) en laat hem dan gaan. 'Succes, Noah!' roep ik hem na. Hij steekt zijn duim op achter zijn rug.

Nog flauwtjes glimlachend wil ik me omdraaien, als daar de twee meest irritant schijnheilige gezichtjes opeens voor me staan en me vragend aankijken. Hun wipneusjes zijn identiek, en om het af te maken, hebben ze hun armen in elkaar gedraaid.

'Wat moeten jullie?' vraag ik zuchtend.

Day doet alsof hij diep nadenkt. 'Mooie filosofische vraag, Dawn. Maar als ik eerlijk mag zijn, kan die vraag met slechts een wedervraag beantwoord worden, namelijk: wat moet jij?'

Ik rol overdreven met mijn ogen. 'Jeetje, Day, kan het nog zweveriger? Ik was hier bij Noah.'

Day wrijft semi-bedachtzaam over zijn kin. 'Natuurlijk,' herhaalt hij, 'bij Noah.'

'Vind je niet dat je de laatste tijd wat vaak bij Noah bent?' vraagt Dusk alsof hij de therapeut is en ik de patiënt.

'Nee.'

'Oh, jammer,' zegt Dusk. 'Want het is wel zo,' vult Day aan. 'Haat ons alsjeblieft niet, Dawn, we proberen je alleen te behoeden voor het gevaar dat schuilt in een goede vriend.'

'Er schuilt geen gevaar in Noah.'

'Oh, Dawn,' zucht Dusk meelevend, 'je bent duidelijk niet klaar.'

En met die woorden benen de jongetjes arm in arm weg. Het broertje van Noah staat al op hen te wachten en schatert het uit van plezier als de jongens hun belevenissen met mij in geuren en kleuren navertellen.

'Vergeet het gevaar van een goede vriend niet, jongens!' roep ik hen nog na, maar ze zijn al weg.

Dan wordt er op mijn schouder getikt. 'Kijk,' zegt mijn moeder, en ze wijst naar het grote scherm dat aanschiet, 'daar is Noah.'

Noah komt binnenlopen vanuit twee opengeschoven schermen met veel vuurwerk en licht. Het publiek, voor de meerderheid bestaande uit meisjes, schreeuwt en gilt erop los. Vergelijk het met een 1D-concert. Daar krijg je dus gehoorbeschadiging van.

On Tour with NoahWhere stories live. Discover now