Hoofdstuk 7

2 2 0
                                    

POV; Gandreka

De manier van vrijlaten werd hier anders opgevat dan in Dogon Shores. Vrijlaten hield hier in van een grote rots af geworpen worden in een snel lopende rivier en hopen dat je het overleefd.
Hier stonden we dan. Op een rots, hoog in de lucht, op het moment waar wij waarschijnlijk sterven. Goed geregeld Gandreka.
"Psst Dekota?"
"Ja?"
"Ik weet dat we waarschijnlijk dit overleven, maar ik heb een klein detail gemist."
"En wat mag dat dan wel zijn, Einstein?"
Ik aarzelde maar besloot het gewoon bloot op tafel te leggen. "Ik kan niet zwemmen." Zei ik met een pijnlijk gezicht.
"WAT??! JIJ KAN NIET ZWEMMEN EN DACHT, OH IK SPRING VAN EEN KLIF EN KIJK WEL EVEN. WAT DACHT JE LEGE BREIN, EINSTEIN??!!!" De wachters keken ons raar aan en ook Evren en Nekira dachten dat wij gek waren.
"Sssst. Ja ik heb het weer Koninklijk verpruts, ik weet het. Wij moeten nu een oplossing zoeken voor wij besluiten te gaan vliegen." Als blikken konden doden was ik finaal ten onder gegaan.
"Oké luister, als je het water raakt probeer je omhoog te komen en ik pik je wel op."
Plotseling hoorde we achter ons een zware stem. Het was die van Tursgud.
"Zo dames zijn jullie klaar om te vliegen?" Waarop ik reageerde.
"Nou nee, maar ik heb zo'n gevoel dat het jullie niks boeit."
"Elfje je hebt helemaal gelijk, maar nu is het tijd om te gaan zwemmen."
We werden naar een stenen richel geleid. Deze smalle richel was onstabiel en stond op het moment om af te breken. Als alles volgens plan ging zouden we het moeten kunnen overleven. Dekota wou al naast mij gaan staan maar werd ruw teruggetrokken aan zijn staart. Ik draaide mijn rug naar de klif zodat ik niet de afgrond zou zien. Ik had een slecht voorgevoel. Dekota besloot dat het nog een goed moment was om me slechter te laten voelen. "Spring het is niet zo heel hoog."
"Dat helpt niet ik heb dieptevrAAAAAAAAAAAAH!!!!"
Midden in mijn zin brak de richel onder teveel gewicht.

De wind sloeg in mijn gezicht toen de val begon, en tuimelend viel ik steeds verder naar beneden. Flitsen van sneeuw en dorre bomen schieten voorbij terwijl ik cirkelend door de lucht naar beneden viel. Af en toe staken de takken uit de rotswanden in mijn schouders, buik en ledematen waardoor er af en toe een stuk huid werd opengehaald. Zodra ik het voor elkaar kreeg om het water onder me in zicht te krijgen merkte ik pas hoe snel het dichterbij kwam. En nog geen tien seconden later voel ik de druk van het water om me heen komen als ik met een pijnlijke plons het water in viel. Sputterend probeerde ik weer boven water te komen, met moeite mijn adem nog inhoudend. Ik werd helemaal heen en weer geschud door de stroming, zorgend voor pijnlijke ribben omdat ik de hele tijd tegen scherpe randen onder water aanknalde. Als ik het eindelijke weer voor elkaar heb gekregen boven water te komen hap ik naar adem, om al gauw begroet te worden door Dekota. Door het gewicht van het dier en de grote vaart die hij had opgebouwd komt er veel water omhoog, over mij heen. Al het water sloeg over me heen, wat er voor zorgde dat ik weer onder water werd getrokken. Vrij snel voelde ik een sterke kracht me om hoog trekken. Proestend kwam ik weer boven, hevig watertrappelend. "Kom erop dan!"Riep Dekota boven het geluid van het stromende water uit. Met moeite kreeg ik het voor mekaar om bij hem te komen, en hees mezelf moeizaam op zijn rug. Zodra ik eindelijk op zijn rug zag voelde ik pas hoeveel pijn het water deed. De klap was heel hard geweest, maar gelukkig was het al aan het wegzakken. Na een tijdje kwamen we bij een half verbrand naaldbos. De rivier stroomde minder snel, waardoor het ons de mogelijkheid gaf om op de kant te klimmen. Mu merkte ik dat het als we snel reisde niet ver meer was van de Finthir. Maximaal een halve dag.

Dekota en Ik waren net vrijgelaten. We waren op weg naar de grafheuvels. Een gedicht zou ons wijzen naar de edelsteen. Het gaat als volgt:
Een heuvel van graven, zo hoog en zo groot.
Onder de vloer ligt een edelsteen zo rood.
Bij een draak zo eeuwenoud.
Zul je een schat vinden zoveel waard als goud.
De schat zal de barrière openen.
Dat houdt de oorlog lopende.
Je kunt het vernietigen of Helen.
Denk verstandig of je zal sterven als velen.

Een uur later kwamen we aan bij de grafheuvels. "Bij de draak zo eeuwenoud. Wat betekend dat nou weer?" Vroeg ik hardop. "Wat is oudste draak die hier ligt?" Vroeg Dekota. "De stichter van het eiland ligt hier, maar het lijkt me niet dat het daar ligt." "Waarom niet? Hij is eeuwenoud en het is een draak. Wat wil je nog meer?" "Oké oké ik graaf al."

Na een tijdje vonden we de edelsteen. Ik hield hem in mijn hand en keek erna. De glimmende rode steen schijnt fel in het zonlicht. Ik draai hem een beetje rond tussen mijn vingers. "Wat gaan we er nu mee doen, Dekota?" "Nou we kunnen ook proberen om de barrière te breken. Als dit al klopt kunnen we het proberen?" "Ja dat kan maar er zitten wel Graflikkers en bloedzuigers op onze staart, he. Onthoud dat." "Dat is waar, maar het is dood of barrière breken. Jij kiest."
Na een tijdje overleggen bedacht ik ook wel dat het veel moeilijker zou zijn om de Graflikkers en bloedzuigers kwijt te raken dan de barrière proberen te breken.
"Kom, we gaan. Tenzij je natuurlijk liever gedood word." Dekota keek me ongeduldig aan. "Ja ja ik kom al." Ik liep naar de wolf toe en stapte op.

Met hoge snelheid racen we door het bos, af en toe stoppend om te zorgen dat Dekota even op adem kan komen. Een lichte pijn in mijn rug doet me weer denken aan de tijd dat we nu al weer onderweg zijn. Het heen en weer rijden begint nu zijn tol te eisen.

Na een korte pauze besluiten we weer verder gegaan, dus klim ik weer op de rug van Dekota. We lopen deze keer een stuk rustiger verder richting de barrière, aangezien Dekota nog steeds een beetje moe was. Een luid gebrul van achter ons doet ons echt opschrikken en direct versnellen we het tempo weer naar een flitsende snelheid. Het gebrul komt steeds dichterbij, hoe hard Dekota ook gaat.

Snel rennen we verder, waardoor we al gauw weer bij de barrière aankomen. Dekota komt slippend tot stilstand, en ik spring snel van zijn rug af. Ik ren rond bij de barrière, maar zie nergens een teken of hint wat ik moet doen. Gefrustreerd draai ik me om, om verwelkomd te worden door nog een hard gebrul en een nieuw geluid, gekrijs. De geluiden klinken nu nog dichterbij, waarschijnlijk nog maar een paar kilometer. Ik kijk weer naar de steen, die nu heel fel schijnt. Daar was het, de Finthir. Opeens dook er een graflikker op naast de barrière. Wij weken nog net op K tijd uit in een grote boog gingen we recht op de barrière af. Op hoge vaart kwamen steeds dichterbij de barrière. Ik keek achterom om te kijken wat er achter ons aan kwam. Ik vertrouwde Dekota, maar ik was 1 ding vergeten. Wolven kunnen geen doorzichtige dingen zien. Zonder dat ik het door had gingen we door de rand van de Finthir. Ik hoorde een bonk en toen een stekende pijn. We waren tegen de barrière gerend. Er ontstond een kleine krak. Bang. Met een harde knal versnipperde de barrière. "Oeps!" Was het enige wat ik kon zeggen. Ik keek op van een zacht gestommel; er stond een groot edelhert even groot als een draak. "Hai, ik weet niet of jullie er mee zitten, maar ik heb de barrière per ongeluk gebroken." Zei ik met een kleine grijns.

1342 woorden

Doorn in het oogWhere stories live. Discover now