Cindy & Jessica, hoofdstuk 5.

165 8 2
                                    

Zodra het half vijf is, brengt Cindy me naar huis en helpt me dan de tassen kleding naar haar auto te dragen. Ze lacht en zegt: 'Ik dacht dat alleen vrouwen zoveel kleding hadden, maar jij schijnt een uitzondering te zijn.'

Ik lach en zeg: 'Ik sta er gewoon liever goed gekleed op, en dan zijn dit alleen nog mijn zomerkleren. Ik zal er waarschijnlijk nog wel wat van weg moeten gooien, maar dan blijft er toch nog wel wat over.'

Lachend stappen we dan in haar auto. Ik ben blij, dat Joris er nog niet was, ik weet niet of ik er al aan toe was, dat ze hem zal ontmoeten.

Wat later zet ze me af aan het station en we geven elkaar een afscheidszoen. Ze zegt: 'Wanneer kom je terug?'

'Zondagavond. Kom je me halen?'

'Blijf je dan slapen?'

'Zeker weten!'

'Dan kom ik je heel zeker ophalen!'

Dan laat ik haar met een zwaar hart en lood in mijn schoenen los en loop naar het perron. Ik ben nog maar halverwege, als ze me achterna komt en zegt: 'Je belt me toch nog wel?'

'Meer dan je lief is, Cindy. En jij moet naar je ouders, Jessica ophalen. Doe haar de groeten van me en zeg haar maar, dat ik zondag haar zal voorlezen, als ze naar bed gaat.'

'Dat zal ze zeker erg leuk vinden. En ik ook.'

Ze geeft me nog een laatste zoen en dan moet ik opschieten, anders mis ik de trein nog.

Ik kijk haar nog even achterna, en ze wuift me nog een handzoen na, die ik haar terug stuur. Dan rijdt ze weg en de trein komt er dan net aanrijden. De conducteur is zo vriendelijk om me te helpen en ik bedank hem vriendelijk. Het is een oudere grijze man en hij lacht vriendelijk. Hij zegt: 'Ik zag je net afscheid nemen van je vriendin. Het deed me terug denken aan de tijd, toen ik en mijn vrouw nog jong waren. Het is altijd mooi om te zien, hoe jonge mensen van elkaar afscheid nemen.'

'Ik ken haar nog maar pas, maar ik zou haar nu al niet meer kunnen missen.'

Hij glimlacht en zegt: 'Als ik zie hoe je naar haar kijkt, dan komt het wel goed. Neem dat maar aan van een man, die als 45 jaar getrouwd is en nog steeds stapelverliefd is op zijn vrouw. Nog iedere dag nemen we zo afscheid en we zijn ook iedere dag weer blij, als we elkaar zien.'

'U mag zich gelukkig prijzen, mijnheer. 45 jaar is een hele tijd.'

'Dat doe ik ook wel, jongen. Maar jullie halen dat ook wel. Je zal er tijd en moeite in moeten steken, vanzelf gaat het niet. Maar ik zie die blik in je ogen en je bent een keurige jongeman. Zo zie je ze tegenwoordig niet iedere dag meer. Waar woon je ergens?'

'In Helvoirt, mijnheer. In Den Bosch moet ik uitstappen, daar haalt mijn moeder me op.'

'Ahh, daar moet ik er ook uit, mijn dienst zit er voor vandaag op. Het voordeel van ouder worden bij de NS, je draait dag diensten. Nou, in ieder geval, goede reis en laat dat meisje je niet door je vingers glippen.'

'Ik zal me uw advies ter harte nemen.'

'Doe dat en dan wens ik je een lang leven met je vriendin toe.'

'En ik wens u een lang en gelukkig leven met uw vrouw toe.'

'Dank je. Het was leuk met je gepraat te hebben.'

'Dat was geheel wederzijds. En nog bedankt voor het helpen inladen!'

Hij glimlacht breed en groet dan. Ik zie hem verdwijnen door de deuren van de coupé.

Niet veel later komen we al aan in Den Bosch. Mijn moeder staat al op het perron te wachten met een bagagekar. Ze kent me goed genoeg, dat ik een aantal tassen bij heb. Zodra ze me ziet, zwaait ze driftig. Normaal zou ik me daarvoor schamen, maar vandaag niet. Ik omhels haar en begroet haar hartelijk met een aantal kussen op haar wang. Ze bloost een beetje en zegt: 'Waar heb ik dat weer aan verdiend? Of wacht eens even? Heeft dat te maken met die collega van je?'

Corenqueque, de vlucht van de vuurvogelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu