CorenQueQue, hoofdstuk 19.

141 10 2
                                    

Op hetzelfde moment staat Peter doodsangsten uit. De inspecteur rijdt met een moordend tempo door het donker en Peter heeft al lang in de gaten, dat de inspecteur helemaal niet naar het politiebureau rijdt. Peter is niet stom, en hij snapt al, dat zijn leven nu in groot gevaar is. De inspecteur heeft zeer waarschijnlijk andere intenties en dat maakt Peter zorgen.

Maar veel tijd om daar over na te denken, krijgt hij niet. Want de inspecteur rijdt plots een landweggetje in en stopt dan midden in een veld.

De man stapt uit en maakt dan de deur van zijn auto open. Hij richt een pistool naar Peter en roept hem toe, dat hij moet uitstappen.

Peter heeft geen keuze, en onder dwang van een wapen stapt hij dan uit. De man voert hem naar een paal, die midden in een veld staat en bindt dan Peter vast aan de paal.

En dan pas maakt de man zijn ware intenties duidelijk. Hij is uit op de schat van El Pantera. 'Als je nog de morgen wilt meemaken, dan vertel je me, waar de schat verborgen zit! En zo niet, dan sterf je hier vannacht nog en daarna zorg ik er voor dat je vrouw hetzelfde lot ondergaat.'

Peter schreeuwt tot hem: 'Klootzak! Hoe moet ik nu weten waar die schat is. Ik heb alleen maar die kisten gevonden. Dat is misschien voor andere mensen een schat, voor mij niet!'

'El Pantera verstopte zijn spullen nooit ver uit elkaar. Vertel me dan maar, waar je die kisten gevonden hebt!'

'In het veld, daar zijn we straks langs gereden!'

De man is zichtbaar boos en slaat Peter met zijn pistool in het gezicht en het bloed spuit uit zijn neus.

'Je liegt! Zoiets zou El Pantera nooit doen!'

'Ga dan zelf kijken! Daar heb ik ze gevonden! Maar het lijkt mij een logische plaats, want in al die jaren zal het terrein door vele mensen doorzocht zijn en niemand heeft ooit wat gevonden.'

'Ik geloof je evengoed niet. Ik heb El Pantera jarenlang bestudeert, ik was erbij, toen ze hem dood schoten en ik heb toen ook meegewerkt aan het onderzoek. Hij was niet de man, die zomaar ergens iets begraafde in een weiland!'

'Hoe moet ik nou weten, waar die man ooit dingen begraven heeft? Toen hij nog leefde was ik niet meer als een puber en woonde ik nog thuis in Nederland. Ik had nog nooit van de man gehoord, totdat ik een plaats zocht om het onderzoek te kunnen gaan doen.'

'Hou je bek, je antwoordt alleen als ik dat vraag!' en meteen daarop slaat de man Peter flink in zijn maag.

Peter kermt het uit van de pijn. Hij kijkt de man met angst in zijn ogen aan. Hij vreest oprecht nu voor zijn leven en hij kan de man niet eens antwoord geven. Peter probeert te bedenken, wat hij kan doen om zijn leven te redden. Maar dan opeens hoort en ziet hij iets, dat hem alle haren overeind doen staan.

Een enorm hard gekrijs vanuit de lucht komt van een enorme vogel, die vrijwel helemaal in brand staat. Het schijnt de vogel helemaal niets de deren, maar het is meer dan duidelijk, dat de vogel het op de twee mannen gemunt heeft.

De man draait zich om en schrikt zich rot als hij de enorme vogel op zich af ziet komen. Hij vuurt enkele kogels af op de enorme vogel, maar dat blijkt weinig effekt te hebben. In tegendeel: De vogel strekt zijn enorme klauwen naar de man uit en grijpt hem stevig vast, terwijl zijn klauwen zich in het lichaam van de man begraven. De man krijst van de pijn, maar het geschreeuw van de man wordt nog erger, als de vogel nog harder begint te branden. Het vuur wordt groter en groter en het geschreeuw stopt opeens. Met afgrijzen moet Peter toezien, hoe de man tussen de vleugels van de vogel verbrandt. Maar het lijkt wel, of de enorme vogel zich opoffert voor Peter en nu samen met de man begint op te branden. Want de vogel beweegt ook niet meer en hij krijst nog een laatste kreet en dan wordt het stil. De vlammen doven en het wordt weer donker. Maar door de maneschijn kan Peter nog net zien, hoe de vogel in stof en as oplost.

Corenqueque, de vlucht van de vuurvogelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu