Hoofdstuk: 1

57 4 0
                                    

Moeizaam draai ik me nog een keer om in mijn bed. De luide sirenes in de verte lijken dichterbij te komen en ik druk het kussen nog wat harder op mijn oor. Ik druk mijn ogen stijf dicht om mijn slaap te hervatten, maar het is gewoon weg onmogelijk.

Ik stap toch maar uit bed om te kijken wat er buiten aan de hand is. De sirenes zijn onderhand al gestopt en ik schuif de gordijnen een klein beetje open. Ik spiek naar buiten en kan nauwelijks geloven wat ik zie. Verschillende politie wagens staan in mijn straat, een paar huizen verderop. Als ik besef voor welk huis de auto's staan, twijfel ik niet lang voordat ik naar buiten wil rennen. Snel kleed ik me om, om daarna op mijn bloten voeten de straat op te rennen.

Verschillende buren zijn ook al de straat op gekomen en kijken net zo verbluft naar het tafereel voor mij. Mijn beste vriend wordt door meerdere politie mannen zijn huis uit gesleurd. Hij schreeuwt het uit en stribbelt flink tegen. Als zijn ogen de mijne ontmoeten zie ik een waas van verdriet en spijt, maar al snel veranderd de blik in pure woede.

Tranen stromen over mijn wangen als ik hem zo voor me zie. Mijn beste vriend, voor jaren, wordt behandeld als een beest en voor wat? Wat heeft hij kunnen doen dat dit hem wordt toegestuurd.

De pure woede in zijn ogen slaan over tot in zijn gedrag. Met een onmenselijke kracht gooit hij de politie mannen van zich af en rent hij naar me toe. Van schrik ren ik achteruit en struikel ik over mijn eigen voeten. Ik val achterover en kruip nog verder van de gedaante wat ooit mijn vriend was weg. Hij ademt zwaar en zijn borst beweegt met zijn lichaam mee. Zijn ogen staan wild en hij gromt zachtjes.

Hij loopt langzaam op mij af. Alsof hij zijn prooi sluw benadert. Ik voel mijn adem benauwen en slik hoorbaar. Met een doodsbange blik kijk ik de menigte rond, die net als mij als versteend staan toe te kijken.

Als Ash bijna bij mij is pakt hij mijn hand vast en trekt hij me met gemak omhoog. Zijn blik dringt in mijn ogen en ik kan niet weg kijken. Hij opent zijn mond om wat te gaan zeggen, maar wacht even. "Jij bent één van ons" fluistert hij zo zacht dat ik denk dat ik hem niet goed heb verstaan. "Jij bent één van ons en je zal het altijd blijven. Ik mag dan nu ontdekt zijn, maar jij zal blijven leven. Red ons Icey, red mij."

Hij blijft me aanstaren en kijkt ook maar geen seconde weg. Zijn hand die hij op mijn armen had liggen reikt naar mijn gezicht. Zijn vingertoppen strelen mijn huid en ik krijg er de rillingen van. Zijn vingers gaan van mijn wang naar mijn slaap tot een groot wit licht mijn zicht verblind. De fluistering herhaalt zich in mijn hoofd 'jij bent eens van ons'.

Het grote witte licht verdwijnt even snel als het verscheen. Ash is weg. Ik zie alleen maar politie mannen rennen en schreeuwen. Als versteend sta ik op nog steeds dezelfde plek, midden in de menigte die me allemaal aanstaren. Ik kan geen vinger beweging. Ik voel alleen maar die rare tinteling vlak bij mijn slaap, de plek waar Ash mijn gezicht raakte.

Een luid schot galmt door de straten en bereikt mijn oor. Eindelijk lukt het me om te bewegen en ik kijk op. Ash heeft een schotwond in zijn been. Schreeuwend ligt hij op de grond en kijkt voor de laatste keer mij aan. Zijn blik zegt me helemaal niks. Ik voel een leegte in mij die niet te beschrijven valt. De politiemannen proberen hem voor de laatste keer te bemachtigen en hij wordt in één van de auto's gedrukt.

De auto rijdt weg en verdwijnt uit mijn zicht. Ik weet nog steeds niet wat te doen. Mijn beste vriend is opgepakt voor weet ik veel wat, praat krankzinnig tegen me en laat me met een leeg gevoel achter. De rillingen keren opnieuw terug en verslagen ga ik op de stoep zitten.

Alle politie is verdwenen zonder uitleg te geven of hulp te bieden. Meestal blijven ze altijd om te vragen of iedereen oké is, of om nog vragen te stellen. Zelfs de buren zijn weer naar binnen gegaan alsof er niks is gebeurd. Hoe vreemd ik het ook vind, ik kan er niks aan doen.

Nog vele minuten zit ik verslagen op de stoep, denkend aan de mooie tijd die ik had met Ash. Vroeger gingen we altijd spelen in de kleine bossen achter onze huizen. Ash maakten dan altijd een zwaard van takken om mij te beschermen tegen de zogenaamde mannen die mij altijd kwaad wilden doen. En als mijn moeder ons dan kwam roepen voor het eten, gingen we ons altijd verstoppen, omdat we nog door wilde spelen.

De tranen stromen over mijn wangen zonder dat ik het door heb. Wat heeft hij gedaan om mij zo achter te kunnen laten met als laatste worden: 'Jij bent één van ons'. Hoe kon hij mij dit aan doen.

Ik kijk op als ik iemand mijn kant op hoor lopen. Mijn moeder helpt me overeind en drukt me daarna in een stevige omhelzing. Ik druk mijn gezicht in haar nek en huil zachtjes door, onderhand troost mijn moeder me met sussende woordjes.

"Ik heb alles gezien vanaf binnen. Dit moet vast verschrikkelijk voor je zijn Icey. Het spijt me zo, ik snap er ook helemaal niks van."

"Het is al goed mam" zeg ik niet helemaal overtuigend.

"Laten we naar binnen gaan, hier blijven staan heeft ook geen zin." Ik knik alleen maar en loop achter haar aan naar binnen.

Eenmaal binnen knijpt mijn moeder even zachtjes in mijn hand en kijkt me met lichte medelijden aan. Ik wacht tot ze iets gaat zeggen, maar er komt niks. Alleen het gestommel van boven is te horen in deze stilte. Nog even kijk ik mijn moeder aan en dan besluit ik naar boven te gaan. Het gestommel moet wel van mijn broertje zijn. Hij is vast, net zoals iedereen in de straat, wakker geworden van de sirenes.

Zachtjes open ik zijn kamer deur en steek mijn hoofd om de hoek. Thijs zit overeind in zijn bed en kijkt me met grote ogen aan. "Waarom huil je zus?" vraagt hij met een pruillip. "Ik wil niet dat mijn zus verdrietig is."

Snel veeg ik de tranen uit mijn ogen en adem diep in. Zelfverzekerd loop ik op Thijs af om en te laten zien dat ik zijn grote stoere zus ben, maar tevergeefs. Thijs geeft niet op. "Wat is er gebeurt?" Dringt hij nog een keer aan. Met tegenzin vertel ik hem het verhaal, maar de aanraking van Ash laat ik achter wegen. Thijs lijkt niet alles even goed te snappen. Hij knikt alleen en wrijft liefkozend over mijn rug, maar teken van begrijpen laat hij niet zien.

Als ik klaar ben met mijn verhaal kijk ik op het klokje naast het bed. Het is nog geen acht uur 's ochtends en ik kan nog wel wat slaap gebruiken. Ik wil opstaan en naar mijn bed gaan als Thijs mijn arm vast pakt en mij tegenhoudt. "Blijf hier, bij mij" hij glimlacht zwakjes en houdt dan het dekbed ietsjes omhoog. Ik glimlach verwarmt terug en kruip tegen hem aan.
"Dankje" fluister ik nog voordat ik in slaap val.

GiftedWhere stories live. Discover now