Hoofdstuk: 5

37 4 0
                                    

Ik open mijn ogen en word verblind door het kleine spleetje licht dat in de kamer schijnt. De bonken in mijn hoofd zijn heftig en pijnlijk. Ik wil me omdraaien of in ieder geval in een betere positie gaan liggen, maar mijn handen zitten op mijn rug vast gebonden en ik kan geen kant op. Een kreun verlaat mijn mond als ik hevig door elkaar word geschud. Ik rol van links naar rechts en knal tegen de muren aan. Mijn hoofdpijn word nog erger en opnieuw kreun ik.

Nu pas dringt het tot me door dat de kamer waar ik in lig beweegt. Ook het geluid van de motor dat akelig dichtbij klinkt is me niet eerder opgevallen. Ik lig in een busje. Vage beelden van eerder herinner ik me weer, maar hoe meer ik er aan denk hoe meer hoofdpijn ik krijg.

Het busje neemt een scherpe bocht naar links en opnieuw word ik tegen de zijkant aan gerold. Mijn hoofd klapt tegen iets hards aan en mijn lichaam ligt ontzettend oncomfortabel. Ik schreeuw het uit van de pijn en probeer om te rollen. Het lukt nog steeds niet en gefrustreerd begin ik nog harder te schreeuwen. "Laat me hieruit! Iemand help mij, ik word ontvoerd. Help!!"

De bus stopt abrupt en ik knal tegen bestuurderscabine aan. Opnieuw schreeuw ik geïrriteerd. "Godve-"
Opeens worden de deuren van het busje opgerukt. Het zonlicht verblind me en met gespleten ogen kijk ik toe hoe ik uit het busje wordt getrokken. De twee mannen smijten me op de grond en ik val met me gezicht in de aarde.

"Hou voortaan je mond dicht, of er zullen ergere dingen gaan gebeuren" schreeuwt een man me toe. Ik draai me moeizaam op me rug en ik kijk hem woedend aan.

"Waar slaat dit op! Laat me vrij, jullie stelletje vieze vuile-" Ik word onderbroken door één van de mannen.

"Of wat dan hè? Wat ga je doen." Hij kijkt me verafschuwt aan en spuugt op me. Mijn ogen spuwen vuur en als blikken konden doden dan was hij morsdood geweest. Ik wil schreeuwen, slaan of schelden, maar er komt niks uit. Ik lig hier maar als een klein meisje vastgebonden op de grond en ik kan niks doen.

De mannen lachen me uit, alsof ze mijn gedachten kunnen lezen en lopen dan weg. Ze laten me hier achter en opnieuw wil ik schreeuwen.

Ik kijk om me heen op zoek naar een uitweg. Het busje staat stil op een soort bosweg en nergens is bewoonde wereld te bekennen. Als ik het nu op een rennen zet, kom ik misschien wel weg.

Ineens verschijnt de jongen met de diepblauwe ogen. De jongen die ik aanviel. Er verschijnt automatisch een grijns op mijn mond, maar ik verberg hem onder een emotieloze uitdrukking. De jongen helpt me overeind en ik kijk hem dankbaar aan. Hij begeleid me naar de opening van het busje en ik ga erin zitten. Zwijgend zitten we daar voor een paar minuten. Ik durf hem niet aan te spreken of zelfs ook maar aan te kijken.

Hij denkt er blijkbaar anders over, want hij draait zich naar mij toe. Zijn handen komen steeds dichter naar mijn gezicht toe, maar ik durf niks te zeggen of te bewegen. Hij reikt naar mijn moedervlekken, onder mijn slaap. Precies dezelfde plek waar Ash mij aanraakte. Ik slik moeizaam en ben niet in staat om iets te doen.

Als hij mij aanraakt krijg ik een rilling over heel mijn lichaam en een hele snelle witte lichtflits voor mijn ogen. Ik schrik ervan en wend snel mijn hoofd weg. "S-sorry" stamelt hij. "Dat had ik niet mogen doen." Ik kijk hem niet aan en geef ook geen antwoord. Ik ril nog steeds en weet niet wat er met me aan de hand is. Het lijkt wel of ik in shock ben.

De twee mannen komen terug lopen en kijken ons raar aan. De jongen naast me springt zowat overeind en trekt me de bus in. Ik schrik van zijn aanraking en krimp ineen. Hij knielt naast me neer en fluistert wat in me oor. "Sorry, ik wou dat het anders kon." Hij glimlacht bedroeft naar me en stapt dan uit het busje. De deuren worden dichtgeklapt en ik zit weer vast in het donkere busje. Ik snap niet waarom ik daarnet niet wegrende. Het had zo makkelijk gekund, maar ik had het niet gedaan.

GiftedTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon