Hoofdstuk 5

2K 108 15
                                    

Het wordt erg koud. Bibberend haal ik een aansteker uit mijn zak. Een aantal droge takjes bij elkaar, vuurtje erbij en voilà. Mijn handen houd ik dicht bij het vuur, dat een beetje warmte afgeeft. Plots kraakt er een tak achter me. De eerste beste tak vis ik uit het vuur en houd het naar de plek waar het geluid vandaan kwam.

Een man van middelbare leeftijd komt uit het duister op me afgestapt. Zijn rode ogen veranderen in het licht naar helderzwart. Zijn zwarte halflange haren dansen in de koele wind. Ondanks zijn oude uitstraling zijn er amper rimpels op zijn gezicht te bekennen.
'En wat dacht je daarmee te gaan doen?' langzaam loopt hij op me af. Hij lacht, alsof het de grootste grap is die hij in tijden gehoord en gezien heeft. Zijn hand reikt naar de vlam, die als een soort magie in zijn huid absorbeert. 'W-wat?' Zijn grijns gaat over in een bulderende, angstaanjagende lach. Ik moet hier weg, nu meteen.

'Het is me een waar genoegen je te ontmoeten Delia. Mag ik vragen van wie jij die prachtige ogen hebt?' Vreemder had dit niet kunnen worden. Denk ik, in ieder geval.

'Mag ik vragen hoe u heet en wat u hier doet?' Sloom gaan zijn ogen van links naar rechts. In dat moment probeer ik met mijn gedoofde stok de man tegen zijn hoofd te slaan. Ook dit mislukt. Net voordat het voorwerp zijn hoofd hoort te raken, houdt hij de stok tegen. Iets hoor ik hem opmerkzaam mompelen. Net hard genoeg om te weten waar hij het over heeft, in ieder geval.

'Mijn ouders zijn overleden,' kaats ik terug, hard genoeg om het hem te laten horen. Weer begint hij te lachen. 'Nee hoor, je biologische vader zit gezellig bij mij te, hoe noemt jou soort het, chillen,' Mijn gezicht betrekt in een frons.
'Ik irriteer je,' concludeert hij. Ik zucht geërgerd voordat ik antwoord.

'U verveelt me echt alleen als u ademt,' Dat had hij niet zien aankomen, aan zijn gezicht te zien. Verderop begint een beekje harder te stromen, alsof een vloedgolf op komst is. 'Over mijn naam gesproken, jij mag me Hades noemen,' hij maakt een klein buiginkje. Verschrikt zet ik een stap achteruit, waardoor ik bijna uitglijd. 'U bent een van de...,' Mijn stem hapert.

'Ja, ik ben de broer van mijn lieftallige bliksemwerper en de glibberige aal,' Oké, zo kun je het ook noemen, I guess. Mijn hoofd duizelt van de vele informatie die ik tot mijn beschikking gekregen heb. 'Tot ons volgende weerzien, Delia,' Hij stapt naar achteren en verdwijnt...

Buiten lijkt alles hetzelfde. Bergen aan alle kanten en bezaaid met bomen. Zonder aarzeling ren ik weg. Terug naar het kamp, waarvan ik niet eens meer weet waar het is.

Het is ineens kouder dan ooit tevoren. De nachtelijke hemel wordt door de sterren verlicht. Ik kan een vuurtje maken, maar dat lijkt me na de verschijning van Lucifer hemzelf geen goed idee. Een geluid verderop zorgt ervoor dat ik sneller begin te lopen. Rennend voel ik de dorre takken tegen mijn gezicht schuren. Dan, kom ik met een klap tot stilstand. Voor me staat een grote boom, van wel 30 meter hoog. Ik bedenk me geen moment en klim erin. Voorzichtig kijk ik vanaf de hoogste tak naar beneden. Een aantal kinderen lopen met wapens rond. Ik wil naar beneden klimmen, roepen, gillen en smeken om hulp maar bedenk me. Als ik naar ze toe ga zullen zij zich afvragen wat ik in het midden van de nacht in het bos doe. Ik zie Theles bij hen staan. Het meisje dat overdag een complete diva is, ziet er verlegen uit. Ze kijkt naar een jongen, met halflang donkerblond haar. Van Helena heb ik vernomen dat hij de achterneef van Hades is. Wat een toeval...

Met een machete maken zij de weg voor zich vrij. Ze kijken om zich heen, alsof ze naar iets opzoek zijn. Of naar iemand.
-----------------------
Een hele fijne meivakantie iedereen! ☀️
Reageer en stem (als je het leuk vindt natuurlijk) ,
Xx L.

Daughter of the unknown [Dutch/Nederlands]✔️Where stories live. Discover now