Hoofdstuk 6

2.1K 97 24
                                    

Een hoorn haalt me uit mijn lichte slaap. Met mijn handen draaiend vlieg ik een aantal meter naar beneden. De harde grond verwelkomt me hartelijk. Pijnlijk wrijf ik over mijn hoofd. Je kunt mij van alles noemen, maar een overlevingstype ben ik zeker niet. Sterker nog: de natuur lijkt iets tegen mij te hebben.

Boven de bomen komt een grote pluim rook uit. Het kamp! Zo snel als mijn voeten me kunnen dragen ren ik in de richting. Mijn enthousiaste tempo vermindert al na een halve kilometer. Vermoeid zet ik mijn zonnebril op. En ja, vannacht zat er in mijn tasje die ik meedroeg een zonnebril. Ik ben overal op voorbereid.

Joggend vervolg ik mijn tocht. Gisteravond heb ik helemaal niet gemerkt dat het zó ver was. Dieren die ik op mijn pad tegenkom kijken verschrikt op als ze mij langs zien komen. De donkere wolken aan de hemel voorspellen niet veel goeds. 'Ik hoop maar dat ze me niet gemist hebben in de tijd dat ik weg was. Niet dat iemand in dat afgelegen krot komt kijken,' mompel ik tegen mezelf.

Deze nacht heb ik lang de tijd gekregen mijn gedachten weer op orde te stellen. Ik heb me voorgenomen het te geloven, als ik daadwerkelijk een God heb die mij erkent als zijn of haar dochter. Niet dat ik daarop reken. Vermoeid probeer ik wat geschiedenislessen op te halen. Alleen minuscule delen die ik mij nog kan herinneren. Demigods, Medusa, Nimfen, boskabouters...nee, geen boskabouters.

Ik verwar me met kabouter plop hoogstwaarschijnlijk. Dat is alles. Had ik nu maar beter opgelet in die lessen. Gelukkig weet ik een aantal Goden, vanwege mijn interesse daarin. Ik kijk naar mijn schoenen. Viezig kleverig zand hangt aan mijn zolen. Dan kijk ik omhoog. Druppels, zo klein als speldenknoppen, vallen op mijn gezicht. De druppels banen zich een weg langs mijn gezicht, op de grond. Geweldig, ook dit nog. De rookpluim, die ik al ruim een paar uur volg, begint harder te roken. Het lijkt alsof ik bijna mijn bestemming bereikt heb! Dan, alsof mijn inmiddels doorweekte schoenen al niet erg genoeg waren, verdwijnt de pluim. Dat betekend dat het kampvuur uit is gegaan. Weer begin ik als een idioot te rennen.

Dan nader ik een open plek. Verderop staan een aantal gestalten. Maar er is geen kamp mijlenver te bekennen. De personen hebben mijn aanwezigheid opgemerkt. Dan rent een persoon met lange haren mijn richting in. De rest wil haar tegenhouden, maar ze sprint al weg. Personen die op mij afrennen. Heb echt geen déjà vu hier hoor... *Kuch kuch*. Heen en weer kijkend vraag ik me af of ik angstig weg moet rennen, of er juist op af moet stappen.

'DELIA,' schreeuwt een bekende stem. Mijn sobere gezicht klaart een beetje op. De contouren van het meisje worden scherper.

'Helena?' Zonder dat ik ook nog maar iets kan zeggen vliegt ze me om de hals. 'Ik was zo bezorgd toen je vanmorgen nergens te bekennen was,' Ongemakkelijk sla ik ook mijn armen om haar heen. De rest van haar groepje komt op ons afgelopen. Ze waren toch niet allemaal op zoek naar mij? Theseus komt met een flikflak op Helena af, hopend haar te imponeren. Helena heeft haar ogen echter op mij gericht. Grinnikend draai ik mijn hoofd naar Nireas, die met een argwanende uitdrukking op zijn gezicht naar de groep kijkt. Zo snel als Helena voor me stond, was ze ook weer weg. 'Theseus!' roept ze verslagen. Haar haren zitten onder de bladeren en modder en haar schattige jurkje is besmeurd. Je zou bijna niet denken dat hij échte wijsheid bezit, als zijn moeder. Verontschuldigend staat hij op en biedt zijn excuses aan. Helena wil daar echter niks mee te maken hebben. Ze houdt haar hand op als teken dat hij stil moet zijn en trekt me met geheven hoofd mee, waarschijnlijk nu wél naar het kamp.
-
'Daar zijn jullie,' Een bezorgde Chiron komt in de hoofdstraat op ons afgelopen. Een denkrimpel verdwijnt van zijn bleke gezicht. Hij ziet er vermoeid uit. Zijn haar zit zoals gewoonlijk warrig. Naast hem loopt een man van rond de 55. Hij kijkt ons afkeurend aan en schrijft iets op zijn notitieblok. Ongemakkelijk verbreekt Chiron onze tijd hem te observeren. 'Xenios, dit zijn de kinderen waar ik het over had,' Hij stelt ze allemaal voor door hun naam en goddelijke ouder te noemen. Ik sta achteraan, dus mij hebben ze nog niet opgemerkt. Tijd om te gaan, dus. Sluipend beweeg ik me richting een boetiek met bloemen, die er opeens heel interessant uitziet. Snel glip ik de winkel binnen. Achter de ramen heb ik beter de mogelijkheid hen te observeren. Beduusd kijkt Helena achter zich. Ze stoot de groep onopvallend aan. Deze hebben hun aandacht echter op de vreemde man gericht. Het lijkt alsof de man hen wat vragen stelt, waar zij vervolgens op reageren. Chiron dwaalt met zijn ogen een beetje rond. Dan kruisen zijn ogen met de mijne. Hij moet moeite doen een lach te onderdrukken. Snel laat ik me op de grond zakken, onder het venster. De winkel ziet er knus uit. De grond is bedekt met een prachtig kleed en aan de muren hangen kleine schilderijtjes.

Een vrouwtje komt bedenkelijk op me afgelopen. 'Gaat alles goed, Delia?' vraagt ze me met een glimlach. Ik vertel haar dat alles goed met me gaat. Een lichtje gaat kort daarna in mijn hoofd branden. Delia? Een onbekende vrouw die mijn naam weet? Ik sta op en loop haar achterna.

'Mevrouw, mag ik u vragen hoe u aan mijn naam komt,' vraag ik haar beleefd. Ze draait haar hoofd in mijn richting. 'Laten we het erop houden dat ik zo mijn kennissen heb. Vertel me, kind. Wil je een kopje thee? Ik denk dat het gesprek daar nog wel even doorgaat,' Ze wijst met haar hoofd richting het raam. Mijn wangen worden knalrood. 'Als het niet te veel moeite is?' Lachend wuift ze die opmerking weg. Ze gebaart me haar naar achteren te volgen

'Ik denk dat we elkaar nog niet fatsoenlijk voorgesteld hebben. Ik ben Andromeda, maar je kunt me gerust Ann noemen,' Ze is zeker niet langer dan 1,55, en haar grijze korte haar krult vrolijk langs haar gezicht. Ondanks haar leeftijd ziet ze er goed uit. 'Ik ben Delia, maar dat heeft u vast al van iemand gehoord blijkbaar,' Nadat ik dit gezegd heb, bedenk ik me verafschuwend hoe egoïstisch dat geklonken moet hebben. Ann kijkt me lachend aan.

'U heeft een prachtige winkel,' Ik kijk om me heen. Alle bloemen die opgeslagen worden zien er vers en stralend uit. Ook hier liggen kleden op de grond, alleen staat er in het midden een antiek tafeltje met drie stoelen. Een pot dampende thee staat erop. 'Dus meisje, vertel me eens wat je hier precies doet,' Ik denk na. Wat doe ik hier eigenlijk. Ja, ik ben gekidnapt en ja ik ben hier per ongeluk terecht gekomen. Maar hoe liet die "speciale" poort mij door, en welke raadsels moet ik zien te ontrafelen? Hakkelend begin ik mijn verhaal...
-------------------------
Lekker lang (heb je iets meer te lezen, nu de meeste lezertjes vrij hebben ;) )

Xx L.

Daughter of the unknown [Dutch/Nederlands]✔️Where stories live. Discover now