17 | N a c h t w e z e n

294 41 26
                                    

De stem echode door de nacht. Het geluid vulde de verlaten gangen van het gebouw en drong de kamer van de drie meiden binnen. Het was het wrede gefluister van een gruwelijk monster. Storm herkende het nog steeds. Sommige dingen vergat je nooit.

Het beest speelde met alles wat het in handen kreeg een dodelijk spel en zij was opnieuw de prooi. Angstig draaide ze zich om in bed. Ze duwde haar handen tegen haar oren om de nachtelijke geluiden buiten te sluiten. Ze kromp ineen, om zich nog wat dieper in het fort van warme dekens terug te trekken. Het was een poging om de angstaanjagende wereld om zich heen te vergeten. Hopeloos probeerde ze het onvermijdelijke te negeren.

Ze durfde niet om zich heen kijken, want ze wist dat ze overal het monster aan zou treffen. Waar ze ook keek, ze zou er de schaduw van het wezen dat haar fantasie gemaakt had aantreffen. In de silhouetten van de meubels, in het schijnsel van de maan of het zachte gekraak van het onbekende. Het was makkelijker om haar oren dicht te stoppen en haar ogen te sluiten. Dan kon ze doen alsof er nooit iets was veranderd. Zo zou de nacht nooit dichterbij komen, hoopte ze.

Maar zodra haar ogen dicht vielen en ze de wereld verruilde voor een alternatieve werkelijkheid, kwam het. Traag naderde het wezen zijn prooi. De klok tikte verder, terwijl het monster haar in spanning liet wachten. Met zacht gekraak en gepiep, duwde het wezen de vloer waaronder hij begraven was omhoog. Alsof hij uit een grafkist opsteeg. Hoe had Storm ooit kunnen denken dat hij dood was?

Voetstappen vormden zich in de verte. Ze kwamen de trap op en vulden de gang. Ze werden steeds luider, terwijl Storm verder ineen dook tot een kleine bal. Zie me niet, wenste ze.

Nagels schraapten als messen over de muur. Ze veroorzaakten gepiep als krijt op schoolbord. Het was te dichtbij. Het beest kende haar, zoals zij Linsay kende.

Het wezen keek als enige door haar vermomming heen. Het dier wist dat ze niet zo onschuldig was als ze zich voordeed. Het kende haar vele leugens en de wrede fantasieën waarvan ze zelf soms schrok. De maskers die ze droeg waren voor zijn ogen altijd afgebrokkeld. Hij keek veel dieper dan de glimlach die ze op haar gezicht had getekend. Langs de dunne laag kleding die de littekens zorgvuldig verhulde.

Hij opende haar deur, al haar valse hoop in stukken scheurend. Ze had kunnen weten dat hij terug zou komen. Waarom had ze ooit verwacht dat ze voor altijd van zijn wreedheid verlost zou zijn? Haar bloed gonsde door haar lichaam. Ze leefde, net als hij. Hij hoorde haar hartslag en volgde het geluid.

Een geschubde hand met scherpe klauwen kwam de kamer binnen. Daarna volgde een lang, skeletachtig been en de rest van het ranke wezen. Zijn vleermuisvleugels spreiden zich door de hele ruimte.

Al had ze haar ogen gesloten, Storm zag zijn grijns. Donker slijm droop uit zijn bek, langs gelige tanden. Het viel met klodders op de grond, waar het bleef liggen tot het opging in een zwarte nevel. Langzaam vulde de ruimte zich met de mist. Het ontnam Emily en Yusra uit haar zicht, alsof het wezen haar eraan wilde herinneren dat ze alleen was. Er was niemand om haar te redden.

Verstijfd van angst keek Storm naar het wezen. Bij elke stap die het zette ging er een rilling door haar lichaam. Een bevroren warmte maakte zich meester van haar. Alsof de ruimte zich opnieuw vulde met vuur en toch bleef de wijzer van de klok vastgevroren.

Het donkere wezen boog zich over haar heen. Ze hoorde zijn botten zachtjes kraken toen zijn lange vingers zich om haar schouder te klemde. Uit alle macht probeerde ze zich los te rukken, maar ze leek vast te zitten aan haar bed. Storm kon geen kant uit. Alles wat ze kon was zich overgeven aan de genade van de nacht. Ooit had ze de duisternis als een vriend willen zien, nu wist ze beter.

Hij was slechtst een oude bekende. Iemand die haar had gevolgd. Ze kenden elkaar, maar waren geen vrienden. Het monster was haar bondgenoot in het licht en haar moordenaar in de nacht. Het beest opende zijn bek en begon met zijn slangentong te sissen. De fluistering weergalmde als een gong door de kamer. Het cirkelde haar oor in. Zo luid en onhoorbaar tegelijk.

Ze wist dat het dier zei dat het haar eigen schuld was. Al kon ze niks van het ijzige gefluister volgen. Ze begreep dat het vertelde dat ze ook een monster was. Al kon ze de woorden niet verstaan. Het vuur in de ogen van het wezen vertelde genoeg. Het was de haat die hem krachtig genoeg had gemaakt om haar weer te vinden.

Een koude hand streelde over haar gezicht. De scherpe nagels lieten een diepe kras achter. De pijn die ze voelde was zijn begroeting. Het beest wist dat ze een van hen was. Hij wist dat ze hetzelfde waren en wilde dit ook niet. Toch moest het zijn taak vervullen. Medelijden speelde geen rol in het wrede levensspel.

Een koude windvlaag blies door de kamer en bracht haar terug naar de werkelijkheid. 'Het is niet echt,' fluisterde ze angstig terwijl tranen over haar wangen biggelden. 'Ga weg, je bestaat niet.' Ze keek het monster recht aan. Zijn ogen hadden dezelfde kleur als de hare.

Het wezen leek niet onder de indruk van haar woorden. Waarschijnlijk hoorde het alleen onverstaanbaar gefluister in een vreemde taal. Al had het wezen het verstaan, hij zou toch niet naar haar luisteren. Ze was niet langer sterker dan hem. Haar kracht was weggesijpeld als bloed uit een open wond.

De vuile tanden die al vele lichamen doorboord hadden kwamen dichterbij. Ze sperden zich open als poorten. De toegang tot een eindeloze nacht. Dat was de wereld waar ze thuis hoorde. Zachte stemmen rezen op uit de diepte. Ze riepen haar om terug te keren.

Maar ze wilde deze wereld nog niet loslaten. Ze wilde nog niet weg voordat ze klaar was met haar werk. Daarna mocht het haar komen halen. Ze weigerde het leven los te laten waarvan ze al zolang deel uit had gemaakt. Iets in haar kon nog geloven dat ze anders was dan hij.

Ze pakte de arm van het monster vast en probeerde hem van zich af te rukken. Hij was te vroeg. Alsof ze van steen gemaakt was, bleven zijn vingers om haar schouder gebogen. Onwrikbaar. Monsters kenden geen tijd. Ze wachten nooit tot het juiste moment met toeslaan. De adem van het beest blies zachtjes in haar nek. Hij zou niet wachten tot haar spel afgelopen was.

Hoewel ze de speler van haar eigen spel was, was ze nu niet meer dan een pion. Het maakte Storm bang. Ze werd gestuurd in welke richting het wezen wilde. Hij besloot over haar leven en dood. Hij zou haar meenemen als het genoeg was en haar dieper meesleuren. Ze stond nu nog op de rand, aan een grens die ze nooit had mogen naderen, maar als het beest toesloeg zou er geen terugweg meer zijn. Donkere poorten zouden zich dan achter haar sluiten om haar nooit meer vrij te laten.

Storm nam nog een laatste ademteug, terwijl ze wachtte op haar lot. De frisse nachtlucht vulde haar longen voor de laatste keer. Bevroren staarde ze naar de krachtige kaken die zich boven haar uitstrekten en met een snel tempo naar beneden kwamen. Ze beten zich vast in haar nek die als een rietstengel brak. Een scherpe pijnscheut trok door haar lichaam terwijl het beest haar hoofd los rukte.

Ze zou dood moeten zijn, maar zag alles. Bloed gonsde in een dodelijk tempo uit haar nek. De rode vloeistof doordrenkte het witte matras en de dikke dekens. Het liet een donkerrode vlek achter. Langzaam sijpelde het op de koude vloer. De rode plas werd steeds groter. Als de mist zou optrekken werd het voor Emily en Yusra zichtbaar wat haar lot was geworden. Zouden ze dan begrijpen wat er aan de hand was? Ze wist dat het niet zou gebeuren. De mist ging nooit weg. Het verhulde de waarheid altijd als een perfecte deken. Het gaf de sporen pas vrij als het te laat was.

Haar lichaam roerloos liggen in de duisternis. Haar romp was gescheiden van het hoofd. Het hart was al tot stilstand gekomen. Het hoefde zich niet meer in te spannen om te leven. Ze werd weggezogen, richting de open poort. Ze deed niet haar best om terug te keren naar haar lichaam. Iets wat dood was, kon niet tot leven worden gebracht. Storm was er niet meer. Haar ziel was door het monster in een eeuwige duisternis opgesloten.

Ik weet wie je bentWhere stories live. Discover now