21 | A f s p r a a k

247 40 11
                                    

Daar zat ze dan in de kleine wachtruimte tussen een aantal verschrompelde oudjes en een moeder met een klein jongetje dat alleen maar wilde spelen. Storm hoorde hier niet te zijn. Haar ogen gleden naar de appelgroene muur, waar een scherm hing een scherm waarop medische berichten voorbij kwamen. Van advertenties over sport voor ouderen tot een of andere doorbraak in een wetenschappelijk onderzoek. Het boeide Storm weinig. Ze was hier niet gekomen om de medische wetenschap te bewonderen en voor bejaardenyoga was ze nog wat te jong.

Het liefst rende ze direct de huisartsenpraktijk weer uit, maar ze had de afspraak al gemaakt en het was nodig. Er klonk wat geritsel naast haar. Een oude vrouw boog zich naar voren om met haar rimpelige hand een foldertje van tafel te pakken. Storm zag haar gezicht vertrekken van de pijn. Misschien had die vrouw wel behoefte aan yoga als ze dat nog aan kon. De moeder stond op en duwde de vrouw het foldertje in de hand. Waarop de oude dame vriendelijk glimlachte.

Storms ogen gingen van de twee naar de gang waar de huisarts uitkwam lopen. De kale man keek met een glimlach de wachtkamer rond. 'Mevrouw Verhoeven.'

De oude vrouw kwam heel traag overeind. Haar benen trilden als spaghettisliertjes. De huisarts wachtte geduldig tot ze haar wandelstok had gepakt en zijn richting uit was gelopen. Storm kon een stille zucht niet onderdrukken. Als de hele afspraak van de vrouw in dit tempo verliep zou ze nog lang moeten wachten.

Ze hoorde hier niet te zijn, vertelde ze zichzelf opnieuw. Het was niet helemaal waar. Als het aan Emily lag, zou Storm moeten aangeven dat ze met een psycholoog wilde praten. Helaas lag het niet aan haar vriendin. Als ze klaar was zou ze heel misschien om hulp vragen, eerder niet. De wereld had de kans om haar te helpen al lang verspild.

Misschien hadden de mensen haar geholpen als ze haar verhaal toentertijd aannemelijker had verteld of had ingespeeld op hun emoties. Ze had nooit het talent gehad om mensen te kunnen manipuleren. Ze was er veel te impulsief voor geweest. Als ze gestrest was, was ze het nog steeds. Vroeger was het ook niet nodig geweest om op de gedachten van anderen in te spelen. De waarheid won toch altijd?

Fout. Ze beet zacht op haar lip en griste een folder over bejaardenyoga van de tafel, om haar gezicht te verbergen. Wat was ze naïef geweest en wat had ze er ver naast gezeten. Mensen geloofden alleen wat ze wilden, het maakte niet echt uit of dat de waarheid was of niet. Dat had ze van Linsay geleerd. Wanneer zij iets wilde, kreeg ze het. Ze wist hoe ze mensen moest bespelen. Eerst had Storm het als onschuldig gezien. Ze kende Linsay al jaren en nog nooit was er iets ergs gebeurt. Er waren geen redenen geweest om aan te nemen dat haar voormalige vriendin gevaarlijk was.

Er waren wel signalen geweest. Kleine dingetjes die niet hoorden in het gedrag van een klein kind. Zoals het kinderfeestje. De hele klas was uitgenodigd, maar een meisje niet. Storm herinnerde het zich nog al te goed. Ze was boos geworden op Linsay omdat ze het gemeen vond om iemand buiten te sluiten. Daarop had Linsay verteld dat ze de uitnodiging was kwijtgeraakt. Een dag later brachten ze de uitnodiging samen. Storm was tevreden geweest, maar het kind kwam nooit naar het feestje toe. Niet omdat ze niet kon, begreep Storm nu, omdat ze niet durfde.

De herinneringen overspoelden haar. Er was meer geweest. Hoe ze altijd deden wat Linsay wilde, hoe haar moeder zo van het meisje had gehouden, hoe Linsay altijd met dingen weg kwam. Storm slikte. Ze was blind geweest. Omdat ze weigerde te geloven dat haar vriendin een monster was. Linsay had er talent voor gehad om mensen te bespelen. En nu zou zij die gave die ze van haar oude vriendin had afgekeken, tegen haar moeten gebruiken. Ze had er geen talent voor, maar ze had jaren gehad om te oefenen. Dit was niet hoe ze haar wraak had voorgesteld en het smaakte bitter, maar het was hoe het moest eindigen.

'Mevrouw Mathews,' klonk het door de wachtkamer. De stem maakte een einde aan haar gedachtestroom. Ze keek op en zag de kale huisarts staan. Was het nu al haar beurt? Ze moest zo in gedachten zijn verzonken dat ze de oude dame niet eens had zien vertrekken. Wat zenuwachtig stond ze op en gaf hem een hand. Zijn handen waren warm en voelden verwelkomend aan.

'Kom je mee?' vroeg de vriendelijke man die een geruite blouse droeg. Ze knikte en volgde hem door de crème kleurige gangen naar een donker bruine deur. De dokter opende die en liet haar naar binnen lopen. De geur van ontsmettingsmiddel kwam haar tegemoet.

De kamer leek net als de gangen op iets wat vijftig jaar geleden modern was. Het vormde een contrast met de groene wachtkamer die recent verbouwd moest zijn geweest. De laatste keer dat Storm hier was, was ook die ruimte nog in dezelfde, ouderwetse tinten gehuld,

Wat onwennig keek ze om zich heen. Aan de muren hingen medische posters en in de hoek stond een dummy van de menselijke longen. De ruimte voelde als een plek waar je niet wilde zijn. De treurige sfeer van zwakke mensen die last hadden van ziektes hing nog altijd in de lucht. Hoeveel van de patiënten die in dezelfde stoel als haar hadden gezeten waren nu niet meer op deze wereld?

Ze was de dokter dankbaar dat hij haar voor de tweede keer uit haar gedachten stroom haalde. 'Wat is er aan de hand?' vroeg hij met een stem die net zo warm was als zijn handen.

'Ik heb twee jaar terug nare nachtmerries gehad en ze zijn weer teruggekomen,' legde ze uit. Wat nerveus keek ze hoe zijn ogen naar het computerscherm gleden en hij wat typte.

'Dat is vervelend,' zei hij toen langzaam. 'En je bent een jaar geleden gestopt met medicatie?'

Ze knikte zacht. Hopelijk kreeg ze die pillen weer. Dat was alles waar Storm voor gekomen was.

Maar net zoals elke goede doctor deed, vroeg haar huisarts door. 'Hoe lang zijn de dromen weer terug?'

Ze keek hem zo zelfverzekerd mogelijk aan. 'Een maand.' De man leek geen moment aan die leugen te twijfelen. Een vreemde iets laten geloven was niet zo moeilijk. Een bekende was een veel lastigere prooi.

'Was er iets wat het heeft veroorzaakt?' De man keek op zijn scherm, voor zijn ogen naar haar gleden.

Storm legde haar hand op haar kin en deed alsof ze nadacht, maar schudde toen haar hoofd, opnieuw een leugen. Ze wist heel goed dat ze het zelf veroorzaakte. Ze had het verleden terug laten keren. Het was iets wat ze nooit had moeten doen, maar ze had er geen spijt van. Het had haar vroeg of laat toch wel ingehaald, want dat was wat tijd deed. Het verleden was een jager en Storm was prooi. Niet dat anderen dat ooit zouden begrijpen. Niet omdat het ingewikkeld was, maar omdat mensen er slecht in waren om te luisteren.

De huisarts knikte en tikte weer wat op zijn toetsenbord om daarna een volgende vraag te stellen. Storm beantwoordde hem met een zoveelste leugen. Hij leek het niet door te hebben, want toen ze een kwartier later de kamer uit liep, had ze het recept voor dezelfde medicijnen als vroeger op een papiertje staan. Ze zou zich opgelucht moeten voelen, want de nachtmerries zouden nu eindelijk voorbij zijn. Helaas geloofde ze niet meer in de leugen dat alles zou worden zoals het altijd was geweest. Bovendien was ze niet bang voor haar dromen, zei ze in gedachten tegen zichzelf. Het was niet waar. Ze was doodsbang, maar ze had meer angst voor zichzelf.

Ze liep door de lange gang, richting de apotheek die zich in hetzelfde gebouw bevond. Wilde ze dit doen? Ja, besloot ze en ze stapte zelfverzekerd op de balie af. Haar ogen gleden even over de met laden gevulde wand. Emily zou haar niet vergeven, als ze hier achter kwam.

Nadat Storm haar pillen had gehaald, reed ze op de fiets door de drukke straten. Ze bewoog haar benen langzaam, meer tijd nemend dan zou moeten. Haar ouders hadden en niks door en toch vond Storm het lastig dat ze straks weer naar huis moest. Hoe kon je de mensen van wie je hield onder ogen komen als er niks meer oprecht aan je was? Ze wist het niet en ergens stelde dat haar gerust. Misschien was ze een monster, maar kil was ze in elk geval niet.

Even legde ze haar hand op de zak van haar rok. De sleutel van Lindsays kamer brandde tegen haar vingers. Het was de laatste voorbereiding die ze moest nemen. Als de sleutelmaker het niet te druk had, kon hij hem binnen een mum van tijd kopiëren. Het gaf haar een excuus om in de stad te blijven. Het was niet een smoes die ze aan haar ouders kon vertellen, maar wel een reden waar ze zichzelf mee kon overtuigen dat het goed was om nog even te blijven. Om zich nog even aan de waan vast te klampen dat haar verhaal een goed einde kon hebben.

Ik weet wie je bentWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu