30 | M o n s t e r s

205 36 63
                                    

Het was de adrenaline die Storm de kracht had gegeven om door te gaan. Hoe uitgeput ze zich ook voelde en hoe tegenstrijdig haar gedachten ook waren. Steeds opnieuw duwde ze Emily's borstbeen met trillende armen naar beneden, terwijl de energie langzaam uit Storm weg te ebde. Alles wat haar al zo lang had zitten uitputten, eiste zijn tol. De kou die haar al die tijd had omringt, kroop via haar armen richting de rest van haar lichaam.

Dat de wereld een stuk lichter was geworden, was het enige wat Storm vertelde dat de klok niet stil had gestaan. Verder was ze elk besef van tijd verloren. Ze wist niet of ze drie minuten of een half uur op de steentjes knielde, in een poging de persoon die ze kende terug te halen. Elke keer dat ze Emily's borst naar beneden drukte voelde zwaarder, maar Emily laten gaan was niet eerlijk. Ze kon het leven niet uit haar weg laten slippen. Het meisje had al zoveel onrecht meegemaakt, net als Storm. En toch had ze het over haar hart kunnen verkrijgen om haar te vermoorden. Een brok vormde zich in Storms keel.

'Moordenaar,' fluisterde het monster. De stem klok akelig dichtbij. Een windvlaag kroop over haar schouders, alsof het onzichtbare wezen er met zijn klauwen overheen streek. Hij wachtte tot ze dit gevecht op gaf.

'Bek dicht,' snauwde ze, al wist ze dat hij gelijk had. Ze kon dit niet. De kracht vloeide weg uit haar armen en nog even en ze zou naast Emily neervallen.

Het monster luisterde niet. 'Wat is er aan de hand?' Kiezels knerpten onder zijn poten.

'Wat is er aan de hand?' herhaalde hij. Zijn voetstappen kwamen haastig dichterbij, iets wat niet zou moeten kunnen, want hij had naast haar gestaan. Toen liet een alles behalve monsterlijk figuur zich naast haar op zijn knieën vallen. 'Kan ik je helpen?'

Storm keek op, om in de felgroene ogen van de zwerver. 'Ze is gevallen,' wist ze stamelend uit te brengen. 'Haal alsjeblieft hulp!' Tranen sprongen in haar ogen.

De man knikte en kwam overeind. Achter haar klonk het geritsel van kleding, voor het gewicht van een zware jas op haar schouders drukte. Een klein beetje warmte drong zich een weg naar ijskoude wereld in.

Achter zich hoorde ze de voetstappen van de zwerver. Ze stierven langzaam weg, voor het geluid van de zee ze weer overstemden. Storm bleef doorgaan met reanimeren in de hoop dat het nog iets uit haalde.

Na wat een eeuwigheid leek te duren, klonken de snelle voetstappen van twee figuren. Storm tilde moeizaam haar hoofd op, om te zien hoe mevrouw Driesen het strand op rende, gevolgd door de hijgende zwerver. Ze duwde Storm direct aan de kant en drukte Emily's borstbeen hard naar beneden. 'Heb je de ambulance gebeld?'

'Nee, ik heb geen telefoon,' piepte Storm.

De gymdocente stopte direct met haar reanimatie en viste haar mobiel uit haar zak en drukte hem in Storms handen, voor ze zich weer op Emily focuste.

Met trillende vingers typte ze het alarmnummer in. De vrouw aan de andere kant van de lijn stelde haar vragen zo rustig mogelijk, maar het lukte Storm amper om meer dan een zacht gepiep uit haar mond te krijgen.

Het was de zwerver die haar van de moeizame taak verloste, door de telefoon uit haar vingers te gristen. Op kalme toon legde hij uit dat er iemand in het water was gevallen en dat het om een reanimatie ging. Het gesprek ging als een waas aan Storm voorbij. Ze stapte bij Emily vandaan en staarde naar de golven. De vuile jas was haar enige schild tegen de bittere winter haar wereldje binnen was gedrongen. Er was geen sprake van een ongeluk. Dit was haar eigen schuld. Ze was een-

'Moordenaar,' vulde het monster haar gedachten aan.

Langer dan enkele minuten moet het niet geduurd hebben, maar in Storms hoofd leken er al twee uur te zijn verstreken voordat de ambulance over het kleine dametje aan kwam rijden. Storm keek zwijgend toe hoe de gymdocente bleef reanimeren, terwijl het ambulancepersoneel Emily op allerlei apparatuur aansloten. Daarna namen ze het van de vrouw over.

Het ging snel en zo langzaam tegelijkertijd. Ze bleven maar doorgaan, maar niks leek te werken. Hoewel de regen langzaam wegtrok werd Storms wereld donkerder dan ooit tevoren. Tranen liepen over haar gezicht, maar ze voelde geen verdriet. Er was alleen maar leegte. Zelfs de arm die de docent om haar heen sloeg, deed haar niks. Ook de trieste glimlach die de zwerver haar schonk kwam niet meer binnen. Ze stond stil als een standbeeld. Maar nu stond ze niet op een golfbreker, nu stond ze ingestort op een kiezelstrand. Het zoute water droop van haar kleding af en het was veel te stil.

Een zachte kuch, een wimperslag, een ademhaling. Alles was genoeg geweest. Een fluistering, een glimlach, al kwam het van het monster dat Emily woonde. Elk teken van leven had volstaan. Maar niks leek te gebeuren. Als versteend stond ze daar, een moordenaar tussen twee helden. Storm werden omringt door de stemmen van monsters die weigerden om haar uit het lijden te verlossen. Ze speelden met haar alsof ze een bal was. Ze had dit verdiend en toch voelde het vreselijk oneerlijk.

Iedereen wist dat het zou komen. Het moment waarop ze een leven zouden moeten laten gaan. Emily, een dappere vechter, zo sterk, maar nu was ze zo kwetsbaar. Ze zou niet meer opstaan, drong langzaam tot Storm door. Hier eindigde het. Was de enige reden waarom ze het vuur had overleefd om iemand te laten verdrinken in water?

Een zwakke hoest, gevolgd door een zee van water. Zo streek het leven zich neer in Emily's hart. Direct rolden vele handen haar op haar zij. Storm voelde een gewicht van haar schouders afvallen. De monsters wonnen niet. Ze leefde nog.

Tegelijk met de opluchting, stroomde angst Storms hoofd binnen. Wat leefde kon praten, wat leefde kon vertellen over de ruzie en de bijna dodelijke afloop. Haar maag kneep samen. Ze boog naar voren, terwijl maagzuur door haar keel omhoog schoot. Het lukte haar net op tijd om het weg te slikken. Hier eindigde het echt en niet in de manier die ze had verwacht. Ze wist niet eens meer of ze wel blij was dat Emily nog leefde en dat verwarde Storm. Dat was toch niet wie ze was?

Emily werd voor haar langs, richting de ambulance gedragen. Haar ogen ontmoetten die van Storm, maar er kwamen geen woorden over haar lippen. Of dat was omdat ze niet kon praten of omdat er niets meer te zeggen viel, wist Storm niet.

Een van de ambulancebroeders wisselde nog een paar woorden met mevrouw Driessen en wierp een bezorgde blik op Storm. Pas toen de gymdocente hem verzekerde op Storm te letten, sloeg hij de gele deuren van de ambulance dicht. De ziekenwagen reed wiebelend over de dam, richting het ziekenhuis. In rap tempo werd de gele auto kleiner, voor hij de bocht om sloeg om helemaal uit het zicht te verdwijnen. Storm staarde naar de verlaten weg, terwijl ze de brok in haar keel probeerde weg te slikken. Tevergeefs.

Het was mevrouw Driesen die de stilte doorbrak. 'We gaan maar eens naar de schoolarts met jou,' zei ze, terwijl ze Storm bij haar arm vastpakte. 'Je raakt nog onderkoeld.'

De zwerver knikte instemmend en hielp Storm om de jas fatsoenlijk vast te knopen, zodat hij wat beter om haar lichaam zat. Ze liep tussen de twee volwassenen in richting het schoolgebouw, op trillende benen die haar gewicht amper konden dragen. De kiezels knarsten onder hun schoenen. De weg die Storm eerder nog met gemak gerend had, leek nu onmogelijk lang. Bij elke stap, voelde het alsof er kleine naaldjes in haar voeten prikten.

'Gaat het, Storm?' vroeg Driesen, die even een blik op de zwerver wist. Het antwoord wisten ze wel.

'Ik denk het,' probeerde Storm nog te zeggen, maar ze protesteerde niet toen de twee hun armen in de hare haakten en haar op hen liet steunen. Ze was moe en haar lichaam beefde van de kou. De ijzige windvlagen van de zee, gaven haar het gevoel dat ze elk moment weg kon worden geblazen, maar er was een kou die veel erger was. Het was de angstaanjagende, kilte in haar hoofd.

Ik weet wie je bentWhere stories live. Discover now