5 - Alleen of toch niet

41 10 63
                                    

Alleen of toch niet

Het is raar hoe snel je aan iemand kon wennen. Na het ongeval, sloot ik me voor iedereen af: onbekenden, kennissen, vrienden, familie en zelfs mijn eigen moeder. 

Ik wilde de hoeveelheid mensen die me konden verlaten tot het absolute minimum beperken. Niemand had nog de toestemming om zomaar mijn leven in en uit te lopen, zoals sommigen vroeger wel deden. Zelf als je maar gewoon een goeie kennis van me wou zijn, moest je een bepaald traject afleggen dat door mijn holle hart was gecreëerd.

Een beetje zoals een ridder, die streed om de hand van zijn jonkvrouw in nood. Ik was dan de jonkvrouw hoog in een toren. Een toren die net als ik goed afgesloten was. Geen trap om te beklimmen, geen ramen om door te sluipen en al zeker geen deur om in te trappen. 

De meeste ridders begonnen niet eens aan een zoektocht naar een ingang. Dat was een te grote inspanning, blijkbaar. De ridders van tegenwoordig zijn niet meer wat ze geweest waren of ze werden in films zwaar opgeblazen.

Hun probleem, niet het mijne, dacht ik dan altijd, maar ik herinnerde me nog hoe dokter Falcon teleurstellend met zijn hoofd had geschud toen hij zei: 'Wie wil er nu moeite doen voor iemand die duidelijk aangeeft niet geholpen te willen worden?'

Dat was de laatste dag dat ik echt met hem had gepraat. Niet omdat ik vond dat hij geen gelijk had. Wel omdat mijn trots me in de weg stond dat toe te geven.

Ik merkte pas op hoe eenzaam ik me eigenlijk had gevoeld, nadat ik James ontmoette.

Ik kon me een tijd voor hem amper herinneren. Het leek al na een paar dagen alsof hij er altijd al was geweest. De manier waarop hij over de speelplaats liep, zijn scheve glimlach, de manier waarop hij zijn hand door zijn haar haalde als hij iets niet begreep,...

Allemaal kleine gebaren die ik niet meer kon wegdenken uit mijn leven. Ze waren in die paar weken zo snel vertrouwd geworden. Ik piekerde me er suf over. In die drie jaar was het nog niemand gelukt om langs mijn barricades te komen, maar James deed het bijna al dansend. Het verbaasde me dat hij me wilde leren kennen, maar het aller gekste was dat ik hem effectief dichterbij liet komen.

Ik zat al nagelbijtend, heen en weer wippend, op mijn stoel terwijl ik één van de sportjongens in de gaten hield die gevaarlijk ver naar achter leunde met zijn stoel, balancerend op twee poten.

Zou hij beseffen dat als hij nu viel hij zijn wervelkolom onherstelbaar zou beschadigen? Als hij met de achterkant van zijn nek de bank achter hem zou raken in zijn val, zou hij waarschijnlijk verlamd raken van zijn schouders tot zijn tenen. 

Ik speelde even met de gedachte om er iets van te zeggen, maar ik dacht niet dat mijn advies in dank zou worden afgenomen. Ik zweeg en haalde een pen uit mijn pennenzak. Zonder het zelf echt te beseffen begon ik ritmisch mee op de bank te tikken.

Ondertussen kon ik mijn ogen niet van de klok weghalen. Klokken op school stonden sowieso verkeerd, maar daar was het me ook niet echt om te doen. Ik volgde gebiologeerd de secondewijzer die steeds verder tikte, seconde weg, minuten weg. 

De les zou bijna beginnen en er was nog geen spoor te bekennen van zowel Kriss als James en ik deed het bijna in mijn broek bij het idee dat ik de schooldag voor het eerst weer zonder een vriend of vriendin moest zien door te komen.

Na het ongeval, had ik het moeilijk met de meest normale dingen. Emotioneel stond ik niet echt wat je sterk kunt noemen, eigenlijk kon je me platwalsen door me gewoon maar aan te kijken. Tranen vloeiden genadeloos en die werden nu eenmaal zwaar afgestraft op school. Wat kon ik zeggen, tieners zijn nu eenmaal gemeen.

Maar ik had geluk. Een geluk dat de meesten niet hadden. Ik had Kriss. Ze was er altijd: om me aan het lachen te maken en om me te beschermen tegen alles wat me mogelijk pijn kon doen. Ik hoefde niet voor mezelf op te komen, want daar had ik haar voor.

Het Levenslied van CelesteWhere stories live. Discover now