Hoofdstuk acht: Twee jaar later...

898 57 12
                                    

Hooooi mensen! Het is niet echt een supervrolijk hoofdstuk en het eindigt een beetje depressief maarja... In ieder geval: Veel leesplezier!

Hoofdstuk acht: Twee jaar later…

Twee jaar later…

‘Hogsmeade!* Leerlingen voor Hogsmeade deze kant op!’ Professor McGonagall schreeuwde boven het rumoer van de leerlingen heen. Opgewonden liep iedereen achter haar aan richting het tovenaarsdorp.

Zoals gewoonlijk liep ik in mijn eentje maar al snel voelde ik hoe iemand aan mijn sjaal trok. Geïrriteerd draaide ik me om.

‘Sirius Orion Black!’

Sirius glimlachte en kwam naast me lopen. ‘Sorry hoor. In je eentje naar Hogsmeade?’

‘Waarom niet?’

‘Omdat je in je eentje bent?’ Inmiddels waren James en Remus naast hem komen lopen en Peter Pettigrew huppelde er ergens achteraan.

‘Gelukkig heb ik altijd de geesten in het Krijsende Krot nog.’ Zei ik en hij lachte.

‘En je denkbeeldige vrienden.’

Ik moest een glimlach onderdrukken en ik gaf hem een duw zodat hij vooruit strompelde. Hij vatte dit zoals gewoonlijk niet gemeen op en moest nog harder lachen. Remus rolde glimlachend met zijn ogen en James trok Sirius aan een arm zodat ze beiden op de grond belanden.

‘Jongens…’ Mompelde ik.

Even later stond ik alleen naar het Krijsende Krot te kijken. Het was het meest beruchte spookhuis van Groot-Brittannië. Het grote huis stak af tegen de bergen die de achtergrond vormden van het decor. De bomen van de bladeren in de omringende bossen waren al rood en bruin aan het worden en als het waaide werden ze meegesleurd met de wind. Ik leunde op het hekje maar dat kraakte gevaarlijk dus deed ik snel een stap achteruit en ik botste tegen iemand op.

Ik draaide me om en ik zag dat Remus Lupin er stond. Verontschuldigend hield hij zijn handen omhoog. Ik haalde mijn schouders op en keek weer naar het huis. Zo stonden we daar een poosje, zwijgend. Op een gegeven moment begon Remus te praten.

‘Ze zeggen dat het er spookt.’

Ik knikte.

‘Geloof jij dat?’

Weer haalde ik mijn schouders op. ‘Ik ben er nog nooit binnen geweest.’

‘Wil je dichterbij kijken?’

‘Nee dank je.’

Stilte.

Na een poosje zei Remus: ‘Ik ga maar weer voordat James en Sirius zonder mij aan het Boterbier gaan.’

Ik keek hem na terwijl hij terug liep richting het dorp, zijn lichtbruine haar warrig door de wind. Ik zuchtte en draaide me weer om naar het dorp toen ik opeens een arrogante stem hoorde.

‘Aurora Black. Wat doe jij hier in je eentje? Straks word je nog aangevallen door… Geesten.’

‘Ik weet me heus wel zelf te redden Avery.’ Ik keek koeltjes naar het eng glimlachende gezicht van Avery.. Hij zag er zoals gewoonlijk uit als een knap maar duister type. Zijn donkere haar krulde licht en zat een beetje voor zijn al even donkere ogen. Ik haalde mijn wenkbrauwen op. ‘En moet jij trouwens niet bij je vriendjes zijn?’

‘Severus had geen zin om mee te gaan en Mulciber is te idioot om mee rond te hangen.’ Avery was een van de Slytherins in hetzelfde jaar als ik. Ik kon hem nog goed herinneren, zoals hij op de kruk had gezeten met de Sorteerhoed op zijn hoofd. Hij had minachtend geglimlacht met zijn perfecte mond toen de Sorteerhoed snel ‘Slytherin!’ had geroepen.

‘Ik dacht dat jij wel beter gezelschap zou zijn.’ Het was waarschijnlijk als een compliment bedoeld maar uit zijn mond klonk het eerder als een hooghartige opmerking.

‘Dan moet ik je teleurstellen.’ Zei ik geïrriteerd en ik begon richting het dorp te lopen. Avery bleef glimlachend bij het hek staan en mompelde iets dat ik gelukkig niet kon horen.

 Nee hè, daar had je de Marauders weer. Zo hadden James, Sirius, Remus en Peter zichzelf genoemd. Een belachelijke naam. Ik liep richting het kasteel en ik hoorde hun stemmen al van een enorme afstand. Ze aten allemaal uit een enorme zak snoep die James had gekocht en ik zag hoe Peter zijn tong liet zien, die helemaal paars met gele stippen was.

Als ik snel door zou lopen zouden ze me misschien niet zien. Ik versnelde mijn pas maar het was al te laat.

‘Hé Aurora!’ James kwam naar me toe gerend.

‘Wat?’

Hijgend kwam hij tot stilstand en hij opende zijn hand. In het midden lag een felrood snoepje met een sierlijk wit patroontje. ‘Snoepje?’

‘Nee.’

‘Nou ja zeg. Jij bent ook chagrijnig!’

‘Ze is altijd chagrijnig James!’ Riep Sirius. ‘Dat is waarom ze geen vrienden heeft.’

Ik draaide me woedend naar Sirius om. Altijd als ik net begon te denken dat hij wel oké was zei of deed hij weer iets waardoor ik een hekel aan hem kreeg.

‘Beter geen vrienden dan dat soort vrienden!’ Ik wees op de Marauders maar had meteen spijt van wat ik had gezegd. Remus keek op van een nieuw boek dat hij gekocht had en dat hij al lopend aan het lezen was. James deed een stap achteruit en trok zijn arm terug, zijn hand beschermend om het snoepje sluitend. Sirius schudde zijn hoofd, maar dit keer niet humoristisch of opgewekt zoals altijd. Hij keek me even schuin aan met een ernstige blik die ik bijna nooit bij hem zag. ‘En dat is waarom jij nu nog zo eenzaam bent Aurora.’ 

* Zweinsveld

How to be a BlackWhere stories live. Discover now