Hoofdstuk tien: Avery

921 54 5
                                    

Hoofdstuk tien: Avery

Begon ik Remus Lupin nou aardig te vinden? Nee, dat kon niet. Maar hoe kwam het dan dat ik me zo vreselijk ongemakkelijk en comfortabel tegelijk voelde toen hij me uitlegde hoe je het beste de veren van een Dirikal kon uittrekken. Een Dirikal was een dikke loopvogel met pluizige veren die kan verdwijnen in een wolkje van veren en dan weer ergens anders opduikt. Maar na deze les Verzorging van Fabeldieren kon ik me nergens meer goed op concentreren.

Ik had daarom mijn huiswerk gelaten voor wat het was want Moonfreckles was verdwenen en ik was van plan haar te gaan zoeken. In het kasteel kon ik haar niet vinden dus besloot ik om maar naar buiten te gaan en daar op zoek te gaan naar mijn kat.

Ik liep langs het huisje van de Jachtopziener richting de Whomping Willow. Maar daar was ook geen spoor van Moonfreckles te bekennen dus liep ik maar naar een oude berg stenen waar runen opstonden om te kijken of ze daar zat. Volgens onze leraar Oude Runen was het eens een plek waar druïden hun rituelen uitvoerden. Het was aan het eind van de middag en er was helemaal niemand. Toch hoorde ik een soort van gestommel uit de richting van de stenen komen.

‘Moonfreckles? Moonfreckles! Waar zit je?’ Zei ik zachtjes maar er kwam geen kat achter de stenen vandaan. In plaats daarvan verscheen er een grote gestalte in een zwart Hogwarts gewaad. Ik keek omhoog om te zien wie het was en even sloeg mijn hart over. Avery keek me eerst verbaasd aan maar toen verscheen er een brede grijns op zijn gezicht.

‘Weer in je eentje de boel aan het verkennen Aurora Black?’

Ik had helemaal geen zin om met Avery te praten. Ik zuchtte ongeïnteresseerd. ‘Ik zoek mijn kat.’

De wenkbrauwen van Avery gingen omhoog en zijn glimlach werd wat minder breed, hoewel deze nog wel aanwezig was. ‘Moeten we die dan niet eens gaan zoeken.’

‘Ik heb geen hulp nodig, dankje.’

‘Oh, maar straks raak je nog verdwaald.’ Er hing zoals altijd een zweem sarcasme in zijn stem en ik keek hem strak aan.

‘Wees maar niet bang Avery. Ik zal niet verdwalen.’ Ik kreeg de kriebels van die gast met zijn donkere haar en donkere ogen. Zijn glimlach was nu helemaal verdwenen.

‘Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn.’ Hij deed een paar stappen in mijn richting en automatisch deed ik er een paar achteruit. Mijn hand ging naar mijn toverstaf en ik liep nog een stukje achteruit maar ik botste tegen iemand op.

De persoon waar ik tegenop gebotst was greep mijn polsen en hield ze bij elkaar achter mijn rug. Ik schopte achteruit maar degene die me vast had leek er geen last van te hebben.

‘Goed zo Mulciber,’ zei Avery honend. Oh, dus het was Mulciber die me in zijn greep hield.

‘Laat me los!’ Riep ik kwaad maar hij verstevigde zijn greep alleen maar. Avery stond nu vlak voor me en keek me aan met een glimlach op zijn perfecte gezicht.

‘Zo mooi…’ Mompelde hij terwijl hij me bestudeerde.

‘Blijf uit mijn buurt stuk slijm!’ Riep ik maar hij leek het alleen maar leuk te vinden.

‘En nog veel mooier als ze kwaad is. Als een wild dier dat gevangen is…’ Getver. Ieuw, hij was nog viezer dan een stuk slijm. Ik keek naar zijn oogverblindend witte tanden en hij streek met zijn hand langs mijn wang.

‘Blijf… Van… Me… Af!’ Ik spuugde in zijn gezicht en geschrokken deed hij een stap achteruit. Zijn schrik werd al snel vervangen door woede en hij sloeg me in mijn gezicht. Ik kon helemaal niets doen want Mulciber had me nog steeds vast. De pijn verspreide zich door mijn wang en ik zag niet helder. Tussen mijn tanden door sprak ik, ‘Blijf met je gore poten van me af…’ Ik schopte met mijn knie op een zeer pijnlijke plek en zijn gezicht vertrok van de pijn.

Avery hief zijn hand op om me voor een tweede keer te slaan maar opeens vloog hij achteruit, met zijn hoofd tegen een van de stenen aan. Hij zakte in elkaar en Mulciber’s greep verslapte zodat ik me los wist te wringen. Ik draaide me om om te kijken wie Avery had aangevallen. Tegen de ondergaande zon stond een jongen met zwart sluik haar, een enorme neus en met een uitdrukking van vreselijke woede op zijn gezicht. Severus Snape.

‘Hoe. Durf. Je. Haar. Te. Slaan.’ Zijn stem was laag en er droop zoveel haat vanaf dat ik er bijna bang van werd. In zijn hand hield hij zijn toverstaf, nog steeds gericht op Avery die zwakjes tegen de steen aan lag. Hij keek Severus kwaad aan. ‘Jij vuil halfbloedje!’

Dit had hij niet moeten zeggen want Snape mompelde iets en meteen begon heel Avery’s lichaam te kronkelen. Daarna richtte hij zich tot Mulciber en die vloog  ook achteruit waarna er stronken uit de grond kwamen die zich om zijn polsen en enkels wikkelden. Weer mompelde Snape iets en Avery’s ogen begonnen langzaam rood te worden en te bloeden. Hij gilde het uit van pijn.

‘STOP! STOP!’ Riep ik uit en Snape stopte even en keek me vragend aan. Toen hoorde ik iemand ‘EXPELLIARMUS’ Roepen en Snape’s toverstaf vloog over de stenen. Deze draaide zich om en keek recht in de gezichten van de Marauders.

Sirius had Snape ontwapend en ze hadden alle drie hun toverstaf op Snape gericht.

‘Wat is hier aan de hand?’ Vroeg James heel langzaam aan niemand in het bijzonder. Ik wou mijn mond open doen maar op dat moment vlogen Snape, Sirius, James en Remus naar achteren op het gras.

Avery was weer opgestaan en had zijn toverstaf op de vier in het gras gericht. Al die tijd had ik er maar bijgestaan en niets gedaan dus ik vond dat het nu mijn beurt was om actie te ondernemen. Ik pakte mijn toverstaf en riep ‘Petrificus Totalus!’

Avery’s lichaam werd bij elkaar getrokken totdat hij zo in een koker paste en hij viel als een plank op de grond. Inmiddels was de zon onder gegaan en het rood van de zonsondergang was vervangen door het zwart van de nacht. De enige lichtbron was nog de volle maan, die hoog aan de hemel stond.

Ik zuchtte diep en veegde met mijn hand langs mijn voorhoofd. ‘Dat was nog net op het…’ Ik kon mijn zin niet afmaken want Remus maakte een soort van vreemd geluidje. Iedereen keek naar hem en hij wees op de volle maan.

‘Wat is er?’ Vroeg James verbaasd en Remus schudde zijn hoofd terwijl zijn ogen naar achteren rolden.

‘Remus?!’ Riep Sirius maar Remus schudde nog steeds zijn hoofd en even keek hij ons aan. Over zijn lippen kreeg hij nog net het woord, ‘Ren…’

Ik keek weer naar de volle maan en toen naar Remus, die schokken kreeg door heel zijn lichaam.

‘Wat heb je met hem gedaan?!’ Riep Sirius tegen Snape maar die schudde alleen maar zijn hoofd. ‘Ik heb niets gedaan. Het is de… De maan,’

Volle maan. Remus leek op te zwellen en er kwamen scheuren in zijn kleding. Opeens realiseerde ik me wat er aan de hand was. Blijkbaar had Sneep het ook door want met grote ogen keek hij naar Remus.

‘W… Wee…’ Mompelde hij met zijn vinger op Remus gericht. ‘Weerwolf.’

Sirius en James keken hem met open mond aan. Ik keek met angstige ogen naar de volle maan en kwam toen tot een besluit.

‘RENNEN!’ 

How to be a BlackOpowieści tętniące życiem. Odkryj je teraz