Hoofdstuk 16

12.4K 653 50
                                    

Hey voordat je begint met het verhaal te lezen, zou ik het erg waarderen als je dit ook nog even leest. Zoals sommige al hebben opgemerkt was ik bijna niet meer online, en had ik geen van mijn boeken geupdated. Mijn punten gingen slecht, en ik moest echt heel even op school concentreren.

Het tweede; ik had aan jullie gevraagd om vragen te stellen aan de personages voor mijn Q&A, maar er zijn maar twee vragen binnengekomen.

En het derde ...... jullie hebben mij allemaal namen ingestuurd voor de naam van dat arrogante meisje .. en het is geworden ... Kiara ! Met dank aan aycaberfin_   Daarom is dit hoofdstuk toegewijd aan jou.

En jullie ook bedankt voor het inzenden! 

Veel leesplezier! (:

Jill pov

''Hoe dan? Hij was er gisteren nog.'' vraag ik verward. Ik weet niet of ik het moet geloven, misschien is hij naar een vriend. ''Nee Jill, hij is weg. Echt weg!.'' huilt ze. Ze pakt haar mobiel en scrolt er wat doorheen. Ze geeft me haar mobiel en ik lees het berichtje wat er staat.

Hey, als ik niet in mijn kamer ben weet dan dat ik er vanavond weer ben. Ik ben heel even weg, gewoon naar een vriend. x Cameron

Ik lees het berichtje nog een keer door. Abigail denkt te overdreven. ''Abigail, ik denk gewoon dat hij is blijven slapen. Blijf gewoon een nachtje slapen en dan kijken we verder. Ze veegt haar tranen weg en kijkt me boos aan. ''Whatever. Hij zou al thuis moeten zijn! Nu. Ik ga hem zoeken.'' zegt ze vastbesloten en staat op. Ik ga voor haar staan en houd haar tegen. ''Abigail, het is veel te gevaarlijk nu!'' Ze duwt me aan de kant. ''Rot toch op, ik ben geen watje.'' en met die woorden verlaat ze de kamer.

Het is twee uur geleden dat Abigail is vertrokken, en ondertussen is het half één 's nachts. Ze is nog steeds niet terug gekomen, en ik maak me erg zorgen over haar. Zonder na te denken stap ik in mijn schoenen en doe mijn jas aan. Niemand is buiten, dus het maakt niet uit of ik nou in pyama ga of niet. Ik stop de kamersleutel in mijn zak, en sluit de deur achter me. In de gang is het donker, en akelig stil. Ik loop zo zachtjes mogelijk richting de trap. Als ik bij de trap aan ben gekomen sta ik even stil. Zal ik met de lift gaan of met de trap? Het is beide eng. Als ik met de trap ga kom ik langs vervallen muren, en angstaanjagende dingen. Maar in de lift kan er net zo goed een huurmoordenaar in zitten. Of de lift staat opeens stil. Ik zucht diep, en neem dan toch de trap. Met goede moed loop ik zachtjes naar beneden. Als ik beneden ben aangekomen zucht ik opgelucht, en haast ik me een weg naar de voordeur. Ik pak mijn andere sleutel en doe voordeur open. Je hebt twee voordeuren. Een speciaal voor studenten, en die hebben daar een eigen sleutel voor. Wat soms erg onhandig is, als er mensen komen voor een feestje. Als ik buiten ben komt het koude nacht briesje me tegemoet. Ik stop mijn handen in mijn jaszakken en doe mijn capuchon op. Als ik buiten aan het lopen ben, besef ik pas dat ik geen plan heb. Waar zou ik naartoe kunnen? Waar zou Abigail naartoe zijn? Ik ken deze stad amper. Ik zucht, waar ben ik toch aan begonnen. Ik loop een willekeurige richting uit. Misschien in de stad? Bij de nachtclubs. Of misschien is er weer een feestje. Nee, als er een feestje was zou Abigail er naartoe zijn gegaan. Als ik even in de verte kijk zie ik een brug, met een weg erop. Het is er niet zo druk, maar wel druk voor 's nacht. Er rijden allemaal auto's op. Onder de brug heb je water, en een rij met allemaal winkels. Een soort van boulevard. Ik loop er naartoe, misschien kan ik daar wat vinden? Ook al heb ik heel weinig kans. Waar ben ik überhaupt mee bezig? Abigail redt zich wel, ik zou me eerder zorgen moeten maken over mezelf. Als ik goed kijk zie ik iemand tegen een muur aan zitten. Mijn adem stokt in mijn keel. Misschien is het weer een of andere pedo, ik moet hier weg, en snel. Net dat ik me wil omdraaien hoor ik mijn naam. ''Jill?''

Ik draai me om en loop richting diegene uit. Het is Cameron. Wat doet hij hier? ''Cameron! Wat doe je hier?'' vraag ik bezorgd en buig me over hem heen. Zijn bloed lipt, er komt ook nog eens bloed uit zijn neus, en hij heeft een wond op zijn arm. ''God, wat heb jij in hemelsnaam gedaan?'' Hij kijkt naar beneden, maar er komt geen woord uit zijn mond. Ik begin onderhand een beetje boos te raken. ''Cameron, antwoordt! Abigail maakte zich zorgen, en is twee uur geleden vertrokken maar nog steeds niet terug! Ze was naar je opzoek. Maar aangezien ze heel lang weg was, ging ik achter haar aan.'' Hij kijkt me aan en zijn ogen worden groot. ''Wat doe jij hier?'' sist hij. ''Je moet hier weg!''

''Nee, ga met me mee.''

Hij zucht. ''Waar is Abigail? Ze loopt gevaar.''

''Cameron doe normaal, ga mee!''

''Jill ga terug naar je kamer, ik vind haar wel.'' sist hij.

Ik kijk hem ongelovig aan. Ik ben helemaal hier naartoe gekomen, om Abigail te zoeken, maar dan heb ik het geluk dat ik hem heb gevonden en nu wilt hij dat ik ook nog weg ga? En daarbij weet ik de weg niet meer. ''Ik ga niet weg, voordat ik Abigail heb gevonden.'' Hij haalt gefrustreerd een arm door zijn haren. ''Ga. Weg.'' sist hij. Op dat moment hoor ik een groepje jongens lachen en ik draai me om. Het zijn jongens van een jaar of achttien. Ze zien er breed, sterk en gevaarlijk uit. ''Zo Cammie, heb je je vriendinnetje om hulp gevraagd?'' Lacht de jongen met een piercing spottend en kijkt van mij naar Cameron. Cameron geeft hem een vernietigende blik. ''Ze is mijn vriendin niet.'' mompelt hij. Ik slik, wie zijn die jongens? ''Je oppasser, misschien? Nou dan moet ik wel zeggen dat je geluk hebt met haar hoor.'' De jongen grijnst gemeen, en richt zijn blik dan op mij. ''En hoe mag jij heten?'' 

''G-gaat je niets aan.'' stotter ik. Hij komt steeds dichterbij, totdat we nog maar een halve meter afstand hebben. Hij bekijkt me van top tot teen, en likt speels op zijn lippen. Er zit een twinkeling in zijn ogen, en ik moet zeggen naast het feit dat hij er eng uit ziet is hij knap. ''Mevrouw doet wel een beetje moeilijk.'' zegt hij. Hij grijnst. ''En met zulke mensen weten we precies hoe we het moeten aanpakken.'' Zijn hand vormt een vuist en voordat hij het mij raakt geef ik een gil. Zijn hand raakt mijn kaak, en ik val achterover op de grond. Mijn zicht wordt wazig, en mijn hoofd voelt duizelig aan. ''DOE NORMAAL!'' hoor ik Cameron schreeuwen en staat op. Meteen vliegt zijn vuist tegen de kaak van de jongen. Ik doe mijn ogen dicht, om een poging te waken dat mijn duizeligheid weggaat. Het wordt wat lichter, en mijn kaak begint te bonzen. Hoe vreemd het ook klinkt, ik voel met mijn hand aan me kaak, en het is vreselijk warm. Ik doe mijn ogen weer open, en mijn duizeligheid is wat minder geworden. Ik zie dat Cameron het niet in zijn eentje red.

Je moet het doen Jill

Ik vecht niet gauw, maar als het moet. Ik heb vroeger op kickboksen, karate en judo gezeten. Mijn moeder vond dat ik me moest kunnen beschermen, aangezien ik vroeger ook in elkaar werd geslagen. Maar dat doet er nu niet toe, het enigste wat telt is dat ik hem moet beschermen. Ik sta op, ren richting de jongen en geef hem een vuist tegen zijn maag. Als hij in een krimpt geef ik hem nog een knietje. Hij valt op de grond en kreunt van de pijn. Het klinkt vast raar, maar ik ben sterk. Ook al zou je dat op het eerste gezicht niet denken. Het voelt goed om dit weer te kunnen doen, het is ook al zo lang geleden. De andere jongens dragen hem mee. ''We krijgen je nog wel Cameron.'' sist de jongen. Als ze uit zicht zijn haal ik diep adem. Cameron ligt op de grond. ''Jemig, Cameron.'' 

''Kun je tot je kamer lopen denk je?''

''Ik denk het wel.'' mompelt hij.

Ik geef hem ondersteuning zodat hij beter kan lopen. Hij denkt dat ie nog niet van me af is. Maar oh, ik zal en moet weten wie die jongens zijn.

_____

Er kunnen fouten in zitten.

I'm a messWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu