[H36: Begraven]

10 0 0
                                    

Mijn voeten brachten me half struikelend naar het einde van de tuin, de kaarsrechte heg. Ik haalde mijn handen open aan een paar takken, maar voelde het eigenlijk niet meer. Ik plofte tegen de boosdoener, keek naar de lange tafels in de verte waar de laatste kaarsen in slaap sukkelden. Ik dacht alleen: laat me verdwijnen tussen de koude bladeren, zodat ik kan luisteren naar het groeien van de heg, de vogels, de wormen, de mieren. Misschien was dat wat Maximus deed dezer dagen.

In de beeldentuin ving ik een glimp op van een ruzie. Eerst dacht ik dat het de twee broers waren, maar toen zag ik dat Daniel en John aan het inpraten waren op Pieter. Hij was overstuur, een drama dat het daglicht niet kon verdragen. Ergens in het bos stonden ook Caro en Manuela lijnrecht tegenover elkaar, terwijl Tom en Lilian de boel probeerden te bedaren. De twee waar het allemaal over ging, Victor en Leroy, zag ik niet eens meer. God wist waar Paul en Ries uithingen.

Het conflict was losgebarsten. Midden op de begrafenis van Koning Maximus.

Het begon toen Caro in haar korte toespraak verwees naar de goede eigenschappen van de vroegere koning. Ze vertelde hoe deze zeker zouden voortleven in de volgende koning, haar echtgenoot Victor. Het was een formele, maar krachtige en toch gevoelige uitspraak die op zichzelf een prachtige speech vormde. Echter had Caro daarmee een oorlogsverklaring gedaan. Manuela was woest. Zij refereerde op haar beurt in haar speech naar de laatste wensen van de Koning over zijn opvolging, genoodzaakt om zich politiek te verdedigen te midden van het ondankbare decor van een begrafenis. Ondertussen mengden steeds meer mensen zich, van familieleden en vrienden tot hoge adel, waarbij vooral de inbreng van Pieter door zowel Manuela als Caro niet gewaardeerd werd. Het mondde uit in een geschift brouwsel van rouw en chaos.

Toen Victor en Leroy begonnen te schreeuwen, was ik ongezien de tuin in gevlucht.

'Hé, omhooggevallen sniper,' hoorde ik opeens achter me. 'Wie wordt je volgende doelwit?'

Richard kwam het doolhof uit gelopen. Ik liet zijn woorden even op me inwerken en kon niets anders doen dan fronsen. Hij had gelijk. Ik had precies een afstand van de begrafenisgangers gecreëerd waarover ik het beste opereerde. 

'Tikkeltje morbide, Ries? Op een begrafenis en alles?'

Hij keek nadenkend voor zich uit. 'Ik moet toch iets doen om het niet te dichtbij te laten komen?'

'Wat deed je in het doolhof?'

'Hetzelfde als jij hier doet, gok ik.'

'Jij houdt gewoon niet van confrontaties.'

'Jij ook niet.'

Ik zuchtte luidruchtig. 'Wat wil je, Richard?'

Hij ging naast me staan, stak een sigaret op. Ik weerstond de neiging hem te zeggen om daarmee te stoppen zodat hij zou praten, maar Richard kreeg niet eens tijd om te antwoorden. 

'Daar zijn jullie' pinde Paul ons vast. Hij kwam de haagtunnel uit, kaken op elkaar geklemd. 'Waarom verstoppen jullie je als een stelletje lafaards?'

'Wat wil je dat ik zeg, Paul?' antwoord ik vlak. 'Mijn aanwezigheid op zich is al een freakshow, laat staan dat de inbreng van een omhooggevallen scherpschutter wordt gewaardeerd. '

Paul zuchtte, waarbij zijn schouders zakten en zijn blik zachter werd. Zijn blik vloog naar het volgende slachtoffer.

'Ik kom uit een arm, republikeins nest' merkte Richard droogjes op.

Paul wilde zich hoofdschuddend omdraaien, maar draaide terug. 'Praat dan in ieder geval met Victor en Roy. Ze zijn bij de fontein.'

Toen voegde hij zich bij de staakt het vuren van de echtgenote en de verloofde. Caro en Tom stonden samen onder de eik; Caro armen in haar zij, Tom armen over elkaar. Bij de vijver waren ook Lilian en Manuela aan het praten; Lilian armen voor haar middel, Manuela armen achter haar rug.

De Mythe van de SchemeringWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu