12. Goderick

12 0 0
                                    

Na het eten storm ik de raadzaal in waar ik Clay aan het hoofd zie zitten. Hoe durft hij zelfs mijn beste krijgers te bevelen om naar hem te luisteren. Deze zaal bestaat al eeuwen in ons roedel huis, waar die alleen bij aanvallen wordt gebruikt. Zoals aanvallen die gisteren hebben plaats gevonden. Alleen worden deze vergaderingen door de Alpha van het pack gehouden. Ik kan hem hiervoor aangeven bij de Lycans die de enige zijn die de koning op het matje kan roepen.

Binnen in de zaal ga ik achter Clay staan die zich durft op mijn plaats neer te zetten. Alle krijgers die aanwezig zijn houden hun adem in, wat wil zeggen dat mijn blik naar Clay toe op moordend staat. Voor ik hem naar de keel kan grijpen, hoor ik de dubbele deuren van de zaal in een klap open slaan. Daar staat ze de prachtige vrouw die ik in mijn dromen heb gezien. Haar witte blonde haren vallen naar achter wat in een golf op haar schouder valt. Ze bekijkt eerst Clay en dan vallen haar poelen van goud op mij. "Topaz", ontsnapt over mijn lippen. Topaz is de vrouw die in mijn dromen verscheen. 

Zou het haar echt zijn, zou het de vrouw zijn die ik al voor zolang zoek? Kippenvel loopt over mijn armen door haar gestaar, tot haar stem tor leven komt. "Er is weer een aanval!" Roept ze naar de krijgers die op haar bevel uit de kamer lopen. Recht op weg naar het dorp, waar zich een rookgordijn ontwikkeld. Clay bekijkt de mannen geërgerd en laat dan zijn blik op mij vallen. "Moet je niet gaan kijken?" Vraagt hij of hij niet zojuist mijn gezag van me wou afnemen. Topaz staat Clay nog steeds aan te kijken, wat hem doet zuchten. "Bekijk het, ik volg hen wel," zegt Clay nog steeds in die emotieloze stem van hem. Samen met Topaz blijf ik staan in de zaal tot bij een knip van mijn oogleden ze plots is verdwenen.

Rond de kamer probeer ik uit te zoeken wat er zojuist is gebeurd, maar alles is weg behalve haar rode cape die zich bij de deur bevind. Waar is ze toch heen gegaan en hoe? Lang kan ik hierover niet nadenken als de commotie begint toe te nemen in het huis. Iedereen loopt overal en de krijgers komen binnen gewond en bloedend. "Stop, allemaal!" Roep ik in mijn Alpha stem om iedereen te laten stoppen, zodat er niet nog meer gewonden vallen. "Gewonden gaan naar de ziekenzaal. Roedel leden die willen helpen volgen hen," zeg ik nog door de gedachten link. Iedereen kalmeert en doet wat ik vraag.

 Zodat er een overzicht in alles komt. Normaal zou ik naar het slagveld moeten gaan, waar nog steeds het gevecht zich bezig houdt, maar momenteel hebben ze hier meer gezag nodig. Waar is Leonora? Dit is iets wat ze normaal doet. Mijn adem stokt dan ook even als ik haar een kwartier later zie binnen komen, bloedend in het roedel huis.

Met een snelle pas achtervolg ik Nick die mijn zus in zijn armen heeft. "Wat is er gebeurd met haar?!" Roep ik naar Nick die voort blijft lopen naar de dokter die als een bezetenen van de ene gewonden naar de andere loopt. "Nick, ik eis een antwoord van je! Wat is er gebeurd?" Nick kijkt me aan of hij me nu pas ziet staan. "Het was een val. Ze hebben ons erin geluisd!" Roept Nick beseffend van hoe ernstig Leonora wel niet gewond is. Zijn blik blijft gaan naar de dokter die bezig is met haar verwondingen te bekijken. "Wie durft zoiets laf te doen?" Vraag ik hem met een grom. Op dat moment draait de dokter zijn blik om naar ons, "ze is hard verzwakt en zal moeten genezen van haar verwondingen. Ze zal jammer genoeg dus niet deel kunnen nemen aan de transformatie maan." Met een kwade blik naar de dokter, doet hij voort met haar verzorgen, waardoor Nick en ik de zaal uitlopen. "Ze keek hier al een jaar naar uit. Hoe ga ik haar tegen houden," zucht Nick met zijn handen verstrengt in zijn blonde haren. "Je moet Nick, je weet wat de gevolgen zijn," zeg ik streng en bezorgdheid in mijn stem. "Ik weet het Gideon. Als ik die lafaard te pakken heb dan zal ik hem eigenhandig vernietigen." Nog nooit had ik Nick zo duidelijk en zelfs haatdragend gehoord over iemand. "Wie was het, Nick? En waarom?" Vraag ik hem nog eens, hopend op een duidelijk antwoord. "Ik had het kunnen voorzien. Waarom waren we zo blind?" Mompelt Nick voort vragend aan zichzelf, vergetend dat ik achter hem loop. "Nick, antwoord nu! Ik wil nu eindelijk weten wie hier achter zit!" Roep ik met mijn Alpha stem dat hij niet kan weigeren om te antwoorden. "De koning", spuugt hij zijn woorden er bijna uit. Welke koning, bedoelt hij de koning van de Lycans, maar waarom?

 Toch niet die bedrieger die zich koning noemt. De bedrieger die ik na zijn plotselinge actie om te helpen niet meer heb gezien. "DeLycans?" Vraag ik hem, ook al vermoed ik dat die schoft van een Clay erachter zit. "Nee, Clay," zegt Nick boos als hij de muur een slag geeft, waardoor de muren beginnen te trillen. "We hadden hem nooit mogen binnen laten", zegt hij voort in een verslagen uitgeputte stem.

Als we bij zijn kamer zijn help ik hem naar binnen door mijn arm over hem heen te slaan. Hij viel bijna als een lappenpop in mijn armen, zeker nadat hij hoorde dat Leonora nog steeds in haar slaap lag verdiept en er nog geen zicht was na herstel. Wat als weerwolven een slecht teken is. Normaal duurt bij ons een herstel uren en Leonora was nu al uren in deze diep slaap, waar ze als wolf niet eens in zou moeten zitten. Duidelijk iets te maken met wat Clay had gedaan naar haar. Alle details kreeg ik niet meer uit Nick, maar wel dat hij iets mompelde na ze neerviel van haar verwondingen.

Boos loop ik de gangen door als ik Nick heb ingestopt in bed. Een Alpha die zijn bèta moet instoppen, bijna letterlijk. Het zou andersom moeten zijn, maar het respect die ik voel voor de persoon die mijn bèta is, gaat dieper dan mijn eer. De eer die ik de laatste tijd te kort doe, te kort door al die nachtelijke uitstappen en dromen. Plots komt Topaz haar verschijning bij me terug. Haar prachtige haren, die prachtige stem die ons betoverde met haar macht. Toen kwam het besef dat ze wel is diegene kon zijn die ik zoek. Ze kon wel is de gewildste Luna zijn. "De Luna van de eeuwigheid", fluister ik.

Door de gangen kom ik bij de deur die ze als de hare heeft bezien de tijd da ze hier woonde. Ik klop aan, maar het enige wat ik hoor, is totale stilte. Ik duw de deur open en knip het licht aan. Met een verslagen gevoel bekijk ik de kamer die nog steeds als haar ruikt. De kamer die eens zo overweldigend was voor me, is nu een donkere plek met niets meer in als een zithoek en een bed. Hoe kon ik haar verliezen, terwijl ik al die tijd haar wilde, maar te dom was om het in te zien. Ze had me zelfs zo betoverend dat ik geen andere vrouw meer verlangde. Al wat ik dacht dat door die gedoemde mate band kwam was me nu ontgaan. Ik had mijn mate en mijn Luna van de eeuwigheid kunnen hebben. En nu had ik geen van beide.

De Luna van het eeuwige leven ✔️Where stories live. Discover now