17. Goderick

5 0 0
                                    

Met zweet over mijn hele lichaam word ik in de nacht wakker in het bos. Niet meer wetend hoe ik hier ben geraakt of waarom ik zelfs ben gaan lopen. De gedachten over Topaz blijven me achtervolgen in mijn hoofd. Elke nacht zie ik haar terug bij het meer in mijn dromen. Deze droom deze nacht leek zo echt dat ik wel moest gaan kijken. Dat is de reden waarom ik hier ben, valt me plots alle missende puzzelstukken op hun plaats. 

Bij het meer val ik neer op de grond en kijk naar mezelf door de reflectie van het water. Het water laat zien hoeveel ik ben afgevallen door de maand van amper eten, hopend dat Leonora terug wakker zou worden. Nu ze eindelijk wakker is, houdt niets me meer tegen om naar haar op zoek te gaan. Om haar terug bij me te hebben om eindelijk het recht van het eeuwige leven zal kunnen hebben. Met de reflectie van de maan boven me wordt het plots donker als ik terug in het water kijk.

Ik voel handen op mijn lichaam en een stem die me beveelt, "meekomen, als je wilt blijven leven." Met mijn klauwen al uit mijn handen zo scherp als messen wil ik veranderen in mijn wolf. Om deze persoon die duidelijk een Lycan is aan te vallen. Zijn geur dringt me binnen langs mijn neus. Een geur net als verbrand rubber. "Een Lycan", mompel ik. Lycans staan bekend door hun vreselijke geur van rubber. Voor dat ik helemaal kan veranderen in mijn wolf Novak, voel ik iets hard op mijn hoofd waardoor alles donker word.

De pijn is nog steeds te voelen in mijn hoofd als ik iets later terug wakker wordt in een plek, diep in het bos, die ik niet herken. Ik voel een stekende pijn door mijn voeten gaan die worden gesleept over de grond, die vol modder en takken ligt. Mijn lichaam voelt slap van het lange dragen over iemand zijn schouder. Als ik probeer omhoog te kijken zie ik zijn donkere haren en een litteken op zijn wang. Niet wetend wie of wat hij is, alleen zijn geur blijft me bekend van voor ik alles zwart zag. Het verbaast me dat ze me zomaar durven mee te nemen en zo een oorlog met onze roedel te starten. 

Nooit hebben we enig teken van onrust met de Lycans gehad. Ik heb zelfs de opperkoning nog nooit gezien, alleen veel verhalen over hem gehoord. De man met het litteken over zijn wang sleurt me nog steeds voort in zijn nek, alsof ik een zak bloem ben en geen zware wolf. Hij merkt dat ik wakker ben, waardoor hij me terug waarschuwt voor ik enige aanval tegen hem kan beginnen. "Als je wilt leven. Stop dan met vechten," zegt niet de man die me vastheeft. Nee, dat hoor ik van een veel stillere, rustigere stem, een stem die niet van een man is. "We zijn er bijna, Don," hoor ik haar zeggen als we iets later een grote poort doorlopen. Wat lijdt naar een groot kasteel. Het kasteel van de opperkoning van de Lycans. Met een wrang gevoel word ik het kasteel in getrokken. Met een gevoel dat dit wel is slecht kan aflopen nu ze me hebben gevangen genomen. Deze koning staat nu ook niet echt in voor zijn gastvrijheid.

Binnen in het kasteel word ik meegenomen naar een zaal met een grote man die staat bij het raam. Deze man straalt macht van zich af, waardoor ik vermoed dat dit de befaamde opperkoning wel moet zijn. Met een blik die zo koud is als de nacht bekijkt hij me of ik niets waard ben. Of hij me elk moment kan doden zonder enige gevoel van spijt. De man die me vast heeft laat me nu vallen voor zijn voeten, ook al ben ik geen kleine man, toch kon hij me dragen. Met verbazing blijf ik geknield zitten op de grond. Voor het eerst onzeker van wat me hier te wachten zal staan. Waarom hebben ze me zelfs naar hier gebracht. "Nefel is dit de man? Is dit Goderick?" Vraagt de opperkoning met een blik gericht op een vrouw met lang rood haar. "Ja, uwe majesteit. We hebben hem gevonden in het bos," antwoord een bekende stem. De stem van de vrouw die me mee heeft genomen met die grote man met zijn litteken. Die ik nergens meer beken als ik mijn blik laat gaan over de ruimte. De opperkoning zijn blik gaat terug over mij als hij de vrouw met het rode haar wegstuurt, waardoor ik met hem alleen achter blijf.

"Goderick, Alpha van de cirkel roedel. Heeft u een vermoeden waarom u hier bent?" Vraagt hij me beleeft al toont zijn ondertoon dat dit geen leuk bezoek gaat zijn. "Nee, uwe majesteit. Ik was in het bos tot plots een van u mannen me overmeesterd," antwoord ik hem, nietsvermoedend. "U wordt beschuldigd van daden die heer zeer zwaar worden afgestraft", bulderde de opperkoning bijna, waardoor er kippenvel over mijn armen komt. Ik stond niet bekend als een lafaard of een angsthaas, maar deze man was duidelijk vele sterker dan ik.  "Van welke daden word ik beschuldigd, uwe majesteit?" Vraag ik hem nog steeds op mijn knieën, hoe de man me heeft achtergelaten. Ook al zou ik willen rechtstaan, mijn voeten doen nog steeds teveel pijn om te bewegen.

"Morgen zult u gestraft worden", zegt de opperkoning met zijn diepe stem. Plots verdwijnt hij en voel ik de armen van dezelfde Lycan weer rond me. Niet veel later word ik langs allemaal trappen naar beneden gedragen, waar duidelijk een soort van gevangenis is geplaatst. Vast gezet in een hok als een hond, grom ik naar de Lycan toe tot hij verdwijnt. Met een grijs kijk ik naar de tralies die ere niet sterk genoeg uitzien om mijn wolf tegen te houden. Ik probeer te veranderen, maar niets lukt. "Je kunt hele nacht proberen", hoor ik de vrouw haar stem, als ik haar vanuit het donker naar me toe zie komen. "Waarom ben ik hier?" Vraag ik haar met mijn handen in wurggreep rond de ijzeren barren van de tralies. "Topaz", hoor ik haar fluisteren als ze zich terug trekt in het donker en me hier alleen laat met juist de naam van Topaz op haar lippen.

De Luna van het eeuwige leven ✔️Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu