4

121 9 0
                                    

POV. MILA

Cara en ik fietsen richting het tunneltje.
Het voelt alsof de koude lucht alle bloedvaten in mijn gezicht laat bevriezen. Mijn ademhaling is duidelijk te zien door de kleine wolkjes condens rondom mijn mond.
We hebben met de meiden afgesproken eerst thuis wat spullen te halen, en dan te verzamelen bij het tunneltje om half 8.
"Wat heb jij allemaal mee?", vraagt Cara zacht hijgend.
"Een avondtas, met een zaklamp, een flesje water, een slaapzak..."
Cara onderbreekt me.
"Wacht, wat een slaapzak?"
Ik haal kort mijn schouders op waardoor mijn stuur de verkeerde kant op slingert en ik bijna in de berm beland.
"Waarom niet?"
Cara begint te lachen.
"We gaan daar echt niet slapen. Deze nacht halen we door?"
Ik rol licht geïrriteerd met mijn ogen.
"Lach jij maar, jij was degene die aan mij appte of je de betonschaar van je vader mee zou nemen."
Lachend geeft ze me een por met haar elleboog waardoor we bijna vallen. Àlweer.
"Maar vertel eens...", hervat ik het gesprek.
"Wat heb jij dan zoal mee?"
"Zowat hetzelfde als jij. Een zaklamp, wat drinken, een bivakmuts..."
Dit keer ben ik degene die haar onderbreek.
"Een bivakmuts? Ben je soms een crimineel? Eerst al die betonschaar."
Ik stik haast van het lachen.
"Wacht maar tot jouw gezicht er afvriest, en ik lekker met mijn warme bivakmuts opzit."
Nahikkend van het lachen hervatten we de tocht.

Als we aankomen bij het tunneltje, is Lize er al.
Uiteindelijk besloot ze toch om mee te gaan. Beter dit, dan een avond alleen thuis.
Ik zie de angst in haar ogen.
En ook ik kan niet ontkennen dat ik de spanning in mijn maag voel borrelen.

"Hoi", is het enige wat ze tussen haar lippen vandaan geperst krijgt.
Er lijkt een tikkeltje hysterie in haar stem op te spelen.
Ik zucht.
"Waarom deden we dit ook alweer?"
Cara glimlacht flauwtjes.
"Het komt goed. Het is alleen maar een verlaten pretpark."
Ik heb het gevoel dat Cara het meer tegen zichzelf dan tegen ons heeft.
Ik zie aan haar dat ze gespannen is. Deze avond is belangrijk voor haar, dat is ook de enige reden waarom ik meega. Ze hoopt dat we hierdoor aansluiting vinden bij de rest van de klas.
Ze wil niet meer de buitenbeentjes zijn. En ik had dat eerder moeten opmerken.
Dat ik genoeg heb aan de vriendschap tussen ons twee, zegt niet dat Cara dat heeft.
Ik ben egoïstisch geweest, maar heb nu de kans om dat recht te zetten.

Lize verstoort mijn gedachtegang.
"Ik ben bang."
Ik wrijf ongemakkelijk over haar rug.
Ik ben niet heel goed in dat troostgebeuren.
"Je kan nog terug. Het hoeft echt niet."
Voor ze zich kan bedenken komen Dana en Julia aanfietsen.
Als ze aankomen bij het tunneltje stappen ze af.
Dana staat er nonchalant bij. Er is geen enkel sprankje spanning bij haar te bekennen.
Julia daar in tegen is nogal opgewonden.
  "Oké, waar moeten we heen?", vraagt Cara.
"Ik heb Google maps, dus volg mij", zegt Julia hyper.

Na twintig minuten fietsen komen we op een verlaten bedrijfsterrein aan. Het is er mistig waardoor mijn zichtveld klein is. Het engste is nog wel de stilte. Geen enkel teken dat er naast ons hier zich nog andere levende wezens bevinden.

"Als het goed is moeten we hier nu nog een stuk rechtdoor", zegt Julia aarzelend.
"Hoe bedoel je als het goed is?"
Dana's toon is scherp en venijnig.
"Ik bedoel, ik weet dat het rechtdoor is", stamelt Julia.

We fietsen nog zo'n twee minuten rechtdoor tot we voor een groot en hoog hek staan. De rillingen lopen over mijn rug als ik in de verte de spijlen van een hek uit de mist zie opdoemen. Het ziet er zo angstaanjagend uit.
Net een beeld uit een klassieke horrorfilm.

Ik zie dat iedereen even moet slikken, zelfs Dana.
"Zullen we teruggaan meiden?", vraagt Lize.
Haar stem slaat over van de angst. Alsof alle lucht uit haar longen wordt geperst.
"Jij misschien, ik blijf hier de hele nacht", zegt Dana grijnzend.
Die zichzelf weer herpakt heeft.
Ze stapt naar voren en zet haar handen om de spijlen van het hek. Vervolgens probeert ze naar boven te klimmem.

"Stop!", roept Lize.
Geïrriteerd draait Dana haar hoofd richting Lize.
"Wat nu weer?!"
Lizes wangen lopen rood aan.
"Ik pak even mijn zaklamp zodat we het hek beter kunnen bekijken. Waarschijnlijk hebben  ze stroom- of prikkeldraad op het hek gezet", stamelt Lize.
"O ja. Goedzo. Doe dat maar inderdaad", mompelt Dana gegeneerd.

Lize glimlacht en rommelt wat in haar tas.
"Hebbes!", roept ze blij.
Ze knipt de zaklamp aan.

Ik voel me opgelucht dat er eindelijk weer een straaltje licht te zien is. Sinds kleins af aan ben ik altijd al een beetje bang in het donker geweest.
Toen ik een jaar of drie was gingen we een keer naar het bos.
Als grapje verstopte ik me voor mijn ouders, maar viel in slaap.
Toen ik wakker werd was het donker en mijn ouders waren nergens te bekennen.
Ik begon te huilen en te schreeuwen om mijn moeder.
Een paar minuten later werd ik gevonden.
Ik glimlach. Dat was in de tijd dat mijn ouders nog wel tijd voor me hadden.

Lize schijnt op het hek.
"Wat zei ik, prikkeldraad."
Ik kan een glimlach niet onderdrukken als ik Dana's wangen rood aan zie lopen van schaamte.
"Oké meiden we moeten er heel voorzichtig overheen ", zegt Dana nog steeds een beetje uit het veld geslagen. "Of"... , zegt Lize.
"Er tussendoor."
Ze schijnt met haar zaklamp richting twee kromgebogen spijlen.
Het gat is precies groot genoeg om er tussendoor te kruipen.

"Iets minder gevaarlijk."
Ik knipoog naar Dana, die daarop geërgerd met haar ogen rolt.

Als eerst gaat Cara door het hek, dan Lize , ik , en vervolgens Dana en Julia. Julia's smile lijkt van haar gezicht weg geveegd te zijn.
Ironisch als je bekijkt dat ik juist steeds losser word en het steeds grappiger begin te vinden.
"Misschien is het een idee als iedereen even zijn zaklamp aandoet."
Dana snauwt het ons toe alsof we een stelletje straathonden zijn.
Cara grist snel haar zaklamp uit haar tas.
En Julia opent de zaklamp app op, het zal toch eens niet, haar telefoon..
"Bitch", mompel ik binnensmonds. Zuchtend ga ik op zoek naar mijn zaklamp.
"Wat zij je daar?", sist Dana.
Haar toon is scherp en fel.
"Niets."
Is het enige wat ik geschrokken kan uitbrengen.
"O, ja wel. En..."
Voordat de ruzie zich verder kan ontwikkelen springt Cara tussen ons in.
"Jongens, geen ruzie maken. Iedereen is gespannen."
Ze kijkt me boos aan.
"Ook Mila."

"Hallo?", hoor ik opeens een vreemde mannenstem roepen.
"Lichten uit en op de grond", sis ik. Iedereen doet gehoorzaam wat ik zeg, wat me , ik kan het niet helpen, een goed gevoel geeft. Er komt iemand met een licht dichterbij, ik denk een bewaker. "Hallo?!" , roept de bewaker nog eens. Een tweede bewaker komt bewaker 1 acherna. "Jacob? Wat is er?", vraagt bewaker 2 aan bewaker 1 , die blijkbaar Jacob heet.
"Ik dacht dat ik wat hoorde en zag", zegt bewaker 'Jacob' verward. Bewaker 2 barst in bulderend gelach uit.
"Iets te weinig geslapen of geen koffie op ,mijn vriend?" Bewaker Jacob wrijft even over zijn slapen.
"Ja, dat zal het wel zijn", zucht hij terwijl hij in zijn ogen wrijft. Bewaker 2 geeft Jacob een klap op zijn schouder en loopt weg. Jacob draait zich om , en terwijl ik denk dat ik weer kan opstaan, draait hij zich weer terug. "Als er iemand is? Ga terug! Het is gevaarlijk daar binnen." Hij zucht. En hij mompelt zachtjes een naam. Ik kan het niet precies verstaan. Gerda? Greta? Greetje? Ik blijf luisteren. Dan zegt hij de naam hardop 'Grietje'.

Lach je doodWhere stories live. Discover now