24

68 5 2
                                    

Pov. Jacob

Ik ren door het pretpark en schreeuw haar naam. "Grietje!?" Maar alles wat ik hoor is een oorverdovende stilte. Wat ben ik toch een idioot. Jaren heb ik dit laten gebeuren. Bleef ik toekijken en greep ik niet toe. Het is verdomme nog wel mijn eigen zusje. De stilte wordt verbroken door een ijselijke gil. Dat moet het meisje zijn die hier nog is. Een vlaag van opluchting gaat door me heen. Ze is nog in leven. Snel ren ik de schreeuw achterna. Ik kijk alert om me heen. Kom op, waar is ze?

Al enkele minuten ren ik door het pretpark, maar geen spoor van het meisje. Mijn ademhaling brandt in mijn keel, maar ik ren naar de richting waar het geluid vandaan kwam. Ik heb geen idee waar ik ben, of hoe ik hier ooit weer vandaan ga komen. Abrupt blijf ik staan. Kom op waar ben ik? Ik wordt omringd door allemaal kleine gebouwtjes en tentjes die vroeger vast kraampjes moesten voorstellen. Opeens hoor ik iets verderop geluid. Ik ren het geluid achterna. Het wordt steeds duidelijker tot het een muziekje vormt. Dan zie ik waar het geluid vandaan komt. Voor me is een draaimolen aan het draaien. Ik kijk fronsend naar de paardjes. Er komt een rode voorbij, een met regenboogkleurige manen, een gele en... Een paard met roze manen die ik uit duizenden herken.

"Gaan we samen in de draaimolen Jacob?", vraagt Grietje met haar stralende lach. Haar ogen fonkelen van de pret. "Tuurlijk Grietje", lach ik haar toe. Ik til haar op. Haar kleine fragiele armpjes klemmen zich om mijn hals. "Die!", roept ze dan. Ze wijst naar een paard met roze manen. Ik zet haar voorop het paard en dan klim ik er zelf achterna.
"Mama moet ook komen!" Ze kijkt stralend richting mijn moeder.
"O nee lieverd ik..."
"Màm", spreek ik haar streng toe.
Ze zucht. "Oké dan." Ze klimt op het gele paard naast ons. Grietje legt haar hand tegen mijn oor.
"Ons paard is veel mooier", fluistert ze in mijn oor. Ik begin te lachen.
"Hè niet smoezen jullie twee!"
Grietje lacht. "Sorry mama!"
De bel gaat en de draaimolen begint te draaien. "Hatsjik, hatsjik, paardje!" Grietjes onbetaalbare gelach sterft weg.

De tranen woelen op in mijn ogen. Grietjes fonkelende ogen en gelach in mijn geheugen gegrift. Met tegenzin schud ik de gedachten weg. Ik ren weer door.

Na weer een tijdje gerend te hebben, valt me iets op dat op de grond ligt. Ik loop langzaam in de richting van het voorwerp om te zien wat het is. Hoe meer ik het ding nader hoe meer ik er menselijke vormen in ga zien. Dan stokt mijn adem in mijn keel. Het meisje. Snel ren ik in haar richting en kniel bij haar neer. Ik pak haar slappe pols op. Geen hartslag. Ik probeer haar nog mond op mondbeademing te geven, maar tevergeefs. Ze is al dood. Ik til haar op, en neem haar in mijn armen als een soort baby. Het licht van de morgenschemer valt op haar gezicht, dat er zo kalm bij staat. Door een of andere manier zo vredig. Haar spieren ontspannen, haar ogen gesloten. Haar lange wimpers werpen een soort schaduw over haar wangen. En verbeeldt hij het zich nou, of heeft ze haar lippen echt in een lichte glimlach. Ik klem haar stevig vast. Die barbaren hebben haar hier gewoon gedumpt. Haar lichaam onder de schrammen, blauwe plekken en gestold bloed. Waarschijnlijk had ze het al begeven voordat ze haar überhaupt konden martelen. Die gedachte troost me. Haar glimlach troost hem. Eindelijk heeft ze rust. Een traan loopt over zijn wang. Dit moet stoppen, nu. Ik ga hier voor eens en voor altijd een einde aan maken...

Pov. Mila

"Ga weg!", schreeuw ik. Grietjes gezicht verandert plotseling in het gezicht van een jonge man. Ik schat hem eind twintig. "Gaat het?", hoor ik een lage mannenstem vragen.
De tranen stromen over mijn wangen. "Ze was hier net", stamel ik snikkend. "Wie?", vraagt de man fronsend. "Grietje, hoe komt ze hier vanuit het pretpark. Komt ze me halen?"
Ik hap naar adem en begin te hyperventileren. "Zuster!", hoor ik de man roepen. De slanke vrouw die er net ook al was komt binnen. Zodra ze me ziet hyperventileren pakt ze uit een van de keukenkastjes een soort maskertje met daaraan een zakje. Ze zet het masker over mijn mond en neus, en geeft me de instructie diep in en uit te ademen. Als ik mijn ademhaling weer onder controle heb, haalt de zuster langzaam het kapje van mijn mond.
De tranen lopen nog steeds over mijn wangen. "Waarom was Grietje hier?", vraag ik snikkend aan de man.
"Meisje toch, de enige die hier binnenkwam was ik. Je hallucineerde."
Hij tikt op het zakje dat verbonden zit aan mijn infuus.
"Dat kan door de pijnstillers komen."
Langzaam begint het tot me door te dringen. Het was nep. Grietje was hier niet, alleen een hallucinatie. Maar waarom leek het zo echt?
"Maar ik kwam hier om te kijken, of alles goed met je ging", de dokter schraapt zijn keel. Ik neem zijn gezicht goed in me op. Hij heeft een bleke huid, en zwart haar dat in een scheiding is gekamd. Een stoppelbaardje, grote bruine ogen en een sterke kaaklijn. Hij is zo'n typische knappe dokter die je in van die ziekenhuis series op TV altijd ziet.
"Zo komt er iemand, bij je op de kamer. En..."
Er wordt op deur geklopt.
"O, daar zal je ze wel hebben." Langzaam gaat de deur open. Twee verpleegsters komen binnen met een zelfde bed als waar ik in lig op wieltjes. Als ik zie wie er in het bed ligt, kan ik wel huilen van geluk. Het is Dana....

Lach je doodWhere stories live. Discover now