9

83 4 0
                                    

POV. LIZE

"Ze moeten er uit!", schreeuwt Jacob tegen Mila en mij. Hij graait met zijn handen in zijn haar en lijkt na te denken om de situatie goed in te schatten. "Ja, jij bent de bewaker, doe wat!", gilt Mila boos. Maar ja wat je in dit geval moet doen, lijkt mij ook een raadsel. "Ik haal versterking!", zegt hij opeens. "Wie zitten er allemaal in dat park?!", vraagt hij verward aan ons. Hij lijkt wel panisch te worden. Is dat wel goed voor een bewaker? "Meneer gaat het?", vraag ik vol medeleven. Hij zucht. "Wat denk je? Mijn 'DODE' zusje kan geen rust vinden, zwerft rond in het park en iedereen die ze tegen komt, moord ze uit.  En toevallig ben jij daar bewaker en zitten er 3 kinderen in dat zelfde park!" Ik wrijf over zijn rug. Snel lijkt hij zijn paniek van zich af te schudden en pakt een walkietalkie uit zijn tas. "Hallo code rood, in zone 4 over", zegt hij door het kleine apparaatje. Ksssss... "Versterking onderweg, over", hoor ik een mannenstem aan de andere kant van de lijn zeggen. "Wat is code rood?" ,vraagt Mila bang. Hij zucht nogmaals. "Er is nog niemand dood , maak je daar niet druk over", begint hij. "We hebben drie codes. Code geel, opmerkelijke dingen in en rond het pretpark. Code oranje, mensen die het pretpark proberen in te komen. En Code rood, mensen die het pretpark al in zijn." Ik zucht. "Ze hadden met ons mee moeten komen, we wisten dat er daar iets mis was." Opeens zie ik Mila met grote ogen in de richting van het park kijken. "Jongens, draaide het reuzenrad net ook al?", vraagt ze stamelend. Nu zien Jacob en ik het ook. "Hoe?!", vraag ik terwijl ik misselijk word van angst. Jacob kijkt verward. "Er loopt al lang geen stroom meer naar dat pretpark. Alle stroomtoevoer is afgesloten." Opeens stopt het reuzenrad met draaien , en heel in de verte zie ik drie minuscule schimmen in het bovenste karretje zitten. Ik wijs trillend naar het bovenste topje van het reuzenrad. "Het bovenste karretje", fluister ik bang. Oké ik ga nu echt overgeven ik ren naar de bosjes en *BUUUURB* , mijn avondeten vliegt eruit. Mila rent naar me toe. "Lize , rustig", zegt ze terwijl ze kalmerend over probeert te komen. "Jaa", stamel ik duizelig. "Het is eruii... *BUUURB*. Door mijn gekots, en waarschijnlijk de stank daarvan, kan Mila het ook niet meer in houden. *BLEHH* hoor ik naast me. Daar staan we dan, samen te kokhalzen in de bosjes. Jacob komt naar ons toe gelopen. "Er is een ambulance voor jullie onderweg", zegt hij aarzelend tegen ons. Ik sta wankel op. "Dat is toch niet nodig", zeg ik terwijl de hele wereld draait. Ik ruik de zure lucht van het braaksel weer, en hup daar ga ik weer *BUUURB*. Oké misschien is er wel een ambulance nodig.

Na 5 minuten overgeven , ga ik rustig op de grond zitten. De wereld draait nog steeds, en ik zie allemaal wazige vlekken voor mijn ogen. "Maar Jacob, uhhm meneer", begint Mila. "Hoe heeft u een ambulance kunnen bellen, we hebben hier toch geen bereik." Hij lacht als een boer met kiespijn, alweer." In de hoofdpost verderop wel. Die hebben we al vaak genoeg moeten gebruiken." Ik hoor sirenes *TATUTATUTATU*. Er komen twee politiewagens , en twee ambulances , het terrein opgereden. Ook komen er net wat nieuwe bewakers aan.

Uit de eerste ambulance komen , twee ambulance broeders met dekens voor ons. Ze nemen ons mee naar de ambulance. En zetten ons daar op een stoel. Er gaat tegen over elk van ons een ambulance broeder zitten om te praten. Ze vragen van die standaard dingen als: wat is je naam?, wat is er gebeurd?, ben je gewond?, gaat het goed?. De laatste vraag vind ik nog de domste vraag. Onze vriendinnen zitten in een moordlustig pretpark vast. We waren 5 a 10 minuten lang aan het kotsen van angst, maar nee verder gaat het goed. Uiteindelijk worden de ambulancebroeders geroepen , en lopen ze naar buiten , met de woorden dat ze zo weer terug zijn. Ik kijk Mila aan, en ik begin spontaan te huilen. "Nu zitten zij daar binnen vast, en wij zitten hier. We kunnen niks doen om hen te helpen. " Mila gaat naast me zitten en slaat haar arm om me heen. "Hé, ik snap het , maar het is niet onze schuld hè?", ze bedoelt het kalmerend maar erg veel helpt het niet. "Maar het zijn wel onze vriendinnen", zeg ik snotterend terwijl ik de tranen van mijn gezicht veeg met mijn handpalmen. "Ik weet het," fluistert Mila. "We moeten ze helpen", fluister ik terug. "Maar hoe? Ze merken het als we wegsluipen", zucht Mila. Voordat we een plan kunnen verzinnen, komt een van de ambulancebroeders weer binnen. "Moeten jullie niet even jullie ouders bellen", zegt hij vriendelijk. "Er is hier geen bereik", zucht Mila. "O, nou er komt een andere wagen hier heen om jullie naar huis te brengen , daar kunnen jullie familie bellen." Ik voel de lucht uit mijn longen wegtrekken. "Dat wil ik niet! Ik moet ze helpen!" Ik merk dat ik hysterisch aan het worden ben en probeer mijn ademhaling op peil te houden, maar het lukt niet. Ik begin te hyperventileren. De ambulancebroeder roept zijn collega en geven me een soort mond beademingskapje. Hij pakt mijn hand, "Rustig, let op je ademhaling, goedzo." Ik adem heel diep in en lang uit.

Na zo ongeveer 10 minuten met het kapje op hoor ik een andere wagen met sirenes aan komen. "Daar is jullie vervoer", zegt de ambulancebroeder die ons voorzichtig uit de auto begeleid. Er staat een soort mini ambulance voor ons. We worden achterin op twee stoelen gezet. Ook daar wacht , dit keer een vrouwelijke, ambulancezuster. "Zijn jullie ouders thuis?", vraagt ze terwijl de wagen start. "Mijne niet", zucht Mila. "Mijne wel", zeg ik door mijn tranen heen. Mam en pap zullen vast woest zijn. "Kan Mila dan bij jou blijven tot haar ouders zijn gebeld?", vraagt ze terwijl ze blijkbaar onze namen door heeft gekregen. "Ja hoor", snik ik. En ik sluit mij ogen.

Als ik mijn ogen weer open doe, zie ik Mila bang naar buiten kijken. "Wat is er?", vraag ik nog verduft van het slapen. "We... weee... zijn...", begint Mila te stamelen. Ik loop voorzichtig naar het raam van de ambulance. Mijn hart staat even stil van angst. We zijn niet bij mij thuis aangekomen. Voor me zie ik het grote reuzenrad staan. We zijn weer in het pretpark.

Lach je doodWhere stories live. Discover now