15 - Schimmen

27 3 0
                                    

Schimmige gezichten staarden haar aan. De contouren van hun lichamen stonden niet vast, maar vervormden als uitlopende inkt. Geen mond bewoog en dat was angstaanjagend. De grijze wolkenmassa boven haar hoofd leek uit te puilen, alsof het op het punt stond om geboorte te geven aan nog meer donkere gedaanten. De hemel schreide, schreeuwde het uit in zijn barensnood. Het deed de grond onder haar voeten beven, maakte haar misselijk. Waren het de barensweeën die de komst van nieuw leven aankondigde, of de wanhoopskreet van iemand die tegen een onontkoombare nederlaag vocht?

De schimmen werden lichter, alsof de zon door het wolkendek brak en hen verdampte. Alesana durfde niet omhoog te kijken om te zien wat er gebeurde, bang dat zonnestralen ook haar gelaat zouden wegvagen en deze wereldvreemde en toch zo beangstigende gebeurtenis haar allerlaatste herinnering zou worden.

De hele wereld verloor zijn kleur, totdat er een lange tijd alleen maar een witte waas was. Wolken? Ze probeerde haar hand op te heffen, maar het lukte niet. Ze was niet in staat om zich te bewegen, wist niet eens of er nog een lichaam was dat ze zou kunnen verroeren.

Was dit de dood? Het einde waar iedereen angstvallig over zweeg? Hoe was ze hier gekomen? En belangrijker – kon ze hier weer vandaan komen?

Het was een moment waarop ze in paniek hoorde te raken, maar er was geen buik die angstig samenkromp, geen longen die jachtig naar zuurstof snakten.

Er was Niets.

. . .

Vingers dwarrelden door haar haren. Ze zag ze niet, maar dat kon de enige verklaring zijn van de zachte rukjes aan haar hoofdhuid. Ze opende haar ogen. Zonlicht begroette haar als een warme glimlach, kuste haar huid en verschroeide de slierten van onbehagen die als spinrag aan haar lichaam kleefden.

De zon was niet haar enige metgezel. Twee ogen keken haar aan en toen Alesana moeizaam overeind kwam, schoof het gezicht iets naar achteren.

'Diaval,' fluisterde ze zodra ze de jongeman herkende. Zijn ogen schoten naar die van haar en weer weg, alsof hij zich hoogst ongemakkelijk voelde.

'Ja.'

Alesana herinnerde zich de rode schimmen die ze had gezien voordat ze was gevallen. Was hij dat geweest, samen met Maleficent? Ze draaide zich om en keek over haar schouder naar de grote toren. Ze waren er al een eindje vandaan. Hij moest haar hierheen hebben gedragen.

'Ik ben gevallen, hè?'

Diaval knikte. Alesana probeerde niet naar de vreemde onderhuidse kronkels te kijken die zijn gezicht ontsierden. Het leek alsof het bloed in zijn aderen bevroren was.

'Heb je iets gezien?'

Alesana wendde haar gezicht af. Hij vroeg niet of ze gedroomd had, alsof de wereld waar ze net een glimp van had opgevangen wel degelijk bestond. Ze kreeg het er benauwd van.

'Niet veel,' mompelde ze. 'Het was er liefdeloos, donker en koud.'

'Je bent nu weer terug.'

Alesana knikte stilletjes. Ze tuurde de boomtoppen af, op zoek naar Raaf. Ze durfde er niet zo goed om te roepen, nu de jongen bij haar was. Hij dacht vast dat ze gek was als hij erachter kwam dat ze tegen volgens praatte!

'Nog bedankt voor je goede zorgen laatst.' Ze was hem oprecht dankbaar, maar haar stem werd gekleurd door onrust omdat ze haar trouwe maatje nergens zag. Ze bloosde een beetje toen hij haar zwijgend observeerde. Ze maakte vast geen goede indruk, hij had haar al twee keer moeten oplappen! Ze voelde zich er een beetje opgelaten door en betrapte zich erop dat ze wenste dat hij zou weggaan.

'Waarom volg je mij?' vroeg ze onzeker. 'Waarom heeft Maleficent je niet meteen met mij op pad gestuurd?'

De jongeman keek haar niet aan. Hij tuurde naar het stuk gras dat tussen zijn opgetrokken knieën zichtbaar was en haalde zijn schouders op. Zijn donkere, sluike haar viel voor zijn ogen.

'Ik ben graag op mijzelf. Maleficent laat het me weten wanneer je hulp nodig hebt en dan zorg ik dat ik er ben om je te helpen. Het is niet mijn intentie om je bij iedere stap te volgen, noch om constant over je schouder mee te kijken.'

Alesana vlocht haar vingers ineen. Hij moest bijzondere krachten hebben, zoals hij steeds op tijd was. Hoewel ze terdege besefte dat hij die macht gebruikte om mensen als haar te helpen, gaf het haar toch een beklemmend gevoel. Zij had altijd geleerd dat magie een keerzijde had, dat het niet naar hartenlust gebruikt kon worden en men zijn menselijkheid erdoor verloor. Ze wilde zich er liever zo min mogelijk mee inlaten. Als die magische bron voor haar werd aangeboord, zou zij er dan straks iets voor moeten inleveren? 

Hunters ✔ [Nederlandse versie]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu