6 - Loerende eenzaamheid

32 3 0
                                    

Het was onvoorstelbaar dat geen mens de Moren in de afgelopen eeuw had betreden. Langzaam onthulde het prachtige land zijn geheimenissen. Alesana werd erdoor in beslag genomen, soms in zulke mate dat ze het doel van haar tocht even vergat.

Ook nu had ze zo'n prachtige plaats gevonden, bovenop een plateau waarvandaan waterstromen naar beneden vielen en een diepblauwe rivier vormden. Zilveren vogels scheerden door de lucht en doken zo af en toe naar beneden om een vis te vangen.

Alesana zat in het gras en keek naar het water, terwijl het zonlicht haar benen verwarmde en de waterdruppeltjes die erop spatten deed opdrogen. Ze wenste dat er iemand was met wie ze kon praten. Het was fijn geweest om dit met iemand te kunnen delen, want ze voelde zich zo prettig. Alles was zo adembenemend en rustgevend dat ze plotseling wel begreep waarom ze indringers schuwden. Maar waarom hadden ze een uitzondering voor haar gemaakt?

Alesana's oog viel op een zwarte raaf die tussen witte taken met grote, lichtblauwe bloesems verscholen zat. Zijn kraaloogjes waren op haar gericht.

'Hé,' glimlachte ze, haar arm uitstekend. 'Kom dichterbij.'

Ze had de woorden onbewust uitgesproken en schrok terdege toen de vogel opvloog en enkele ogenblikken later op haar arm landde. Het dier was een stuk zwaarder dan ze zich had voorgesteld en ze keek er een beetje ontsteld naar. Zijn glanzende, zwarte verenkleed deed haar aan de raaf denken die haar zo vaak in haar dromen had bezocht.

'Ben je hier voor mij?' vroeg ze voorzichtig. Haar vingers streelden zijn kopje en rug.

De vogel kraste zachtjes, maar Alesana kon daar natuurlijk geen antwoord uit opmaken.

'Het is hier prachtig.' Zuchtend vervolgde ze haar monoloog. Haar blik had ze weer van de vogel afgenomen en volgde ditmaal de waterstroom. 'Ik wenste dat meer mensen het zouden kunnen zien. Al die haat en nijd tussen onze landen zou misschien wel getemperd worden.'

De raaf bewoog en toen ze opzij keek, zag ze dat hij zijn kopje bewoog, alsof hij niet met haar woorden instemde

'Misschien heb je wel gelijk,' gaf ze toe. 'Sommigen zouden het waarschijnlijk voor zichzelf willen houden.'

De lucht begon paars te kleuren en kondigde de nacht aan. 'Ik moet op zoek naar een schuilplaats.'

Het was misschien bijzonder, maar hier in de Moren voelde het helemaal niet vreemd om tegen dieren te spreken. Alles was anders dan thuis.

Ze was dan ook nauwelijks verbaasd toen de raaf opvloog en een eindje voor haar in de lucht bleef zweven, alsof hij wilde laten weten dat ze hem moest volgen.

Alesana twijfelde geen moment, maar zigzagde langs de bessenstruiken naar een overhangende rotswand. Daar liet de raaf zich weer op haar schouder zakken. Ze liet hem een dankbare glimlach zien, zich stilletjes afvragend of de raaf bij haar zou blijven. Ze hoopte het, want ze voelde geen spoortje eenzaamheid meer.

Toen Alesana zich echter over haar spullen boog om haar nachtkledij aan te trekken, sprong de vogel van haar schouder. Hij sloeg zijn vleugels uit en vloog klapwiekend weg. Met een beteuterd gezicht keek Alesana toe hoe hij opging in de donkerte van de nacht.

Was het slechts een hersenspinsel? Liet ze zich te erg leiden door haar dromen? Alesana kon het niet met zekerheid zeggen, maar ze wist heel zeker dat de vogel de woorden die ze tot hem gesproken had, had begrepen. Hopelijk ging hij gewoon op jacht en kwam hij straks weer terug, want de eenzaamheid vulde haar hart weer razendsnel, alsof het had op de loer had gelegen tot het zijn plaats weer kon innemen.

Alesana sloeg een deken om zich heen en rolde zich op tegen de schuine wand, hopend dat er iemand was die buiten haar wetenschap om toezag dat haar niets overkwam. Want hoe prachtig het woud ook was, Alesana wist zeker dat ook hier donkere dingen huisden die door de langzaam ontluikende pracht werden gecamoufleerd, maar toch zeker een bestaan kenden.

Hunters ✔ [Nederlandse versie]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu