8 - Verlatingsangst

28 3 0
                                    

Alesana was blij toen ze na het ontwaken de raaf zag. Hij zat op de grond en observeerde haar, alsof hij de wacht hield.

'Je bent er weer,' glimlachte ze opgelucht.

Ze rolde haar deken op en begon haar reiskleding aan te trekken. Tot haar verbazing vloog de vogel opnieuw weg. Alesana vroeg zich af of dat op toeval berustte of dat het dier dusdanig veel verstand van mensen had dat het dacht dat ze niet begluurd wilde worden als ze van uitrusting wisselde. Alesana voelde zich er een beetje ongemakkelijk onder. Ze had nooit aandacht aan dieren besteed wanneer zij zich omkleedde, maar het idee dat dieren daar mogelijk over na konden denken, bezorgde haar toch wel een knoop in de maag.

'Het is niets,' zei ze zacht tegen zichzelf. 'Het dier heeft vast honger.'

Die gedachte wakkerde ook haar eigen eetlust aan. Ze haalde een gebakken gerstekoek uit haar tas vandaan en vroeg zich af hoelang het zou gaan duren voordat ze door haar voedselvoorraad heen was. Zou ze dan moeten gaan jagen? Ze had nooit met plezier vlees gegeten en het vermoeden dat de raaf haar begreep en zelfs over haar kon nadenken, zorgde er ook zeker niet voor dat ze gemakkelijker een dier zou kunnen doden om het op te eten. Ze dacht aan de vele bessenstruiken die ze onderweg gepasseerd was. Zouden die giftig zijn? Kon ze dat risico nemen? Zou ze straks sterven – en met haar ook haar vader – omdat ze het zielig vond om vlees te eten? Was het belachelijk dat ze dacht dat een haas net zoveel recht had om te leven als zijzelf – en als haar vader?

Alesana zette haar tanden in de koek en probeerde zich op de smaak daarvan te concentreren. Voorlopig had ze voldoende. Ze kon zich beter zorgen maken over haar voedselvoorraad als het moment daar was en heel misschien kon de raaf haar wel laten zien wat eetbaar was. Hij had haar uitnodiging om op haar arm te komen zitten immers begrepen en hij had haar tevens naar deze slaapplaats geleid, dus zo vreemd was het niet om haar vertrouwen in die vogel te stellen. Wellicht was hij met een reden naar haar toegestuurd: het kon immers niet op toeval berusten dat zij al jaren over een zwarte vogel droomde die haar door de Moren gidste.

Twee lange dagen volgden. Samen met de raaf trok Alesana steeds dieper de Moren in. De zwarte vogel hield de eenzaamheid op een afstand: ze vertelde hem over de plotselinge, maar heldhaftige dood van haar moeder, de steun die haar vader haar had geboden en over de dromen die haar al bezochten zolang ze zich kon heugen. Zonder terughoudendheid vertelde ze alles wat haar gedachten bezighield, het was immers slechts een vogel die haar woorden nooit aan anderen zou kunnen doorgeven. Het was een geruststelling, maar tegelijkertijd besefte ze terdege dat het wel een dier was. De band die er tussen haar en de vogel bestond, zou nooit de vriendschap tussen twee mensen kunnen evenaren. Ze had vrede met de wetenschap dat ze zich aan het dier zou gaan hechten, maar wist ook dat ze zich niet van haar eigen soortgenoten moest gaan distantiëren als ze straks weer thuis was. Mensen vertrouwen was nu eenmaal moeilijker dan dieren vertrouwen, omdat de laatsten je nimmer zoude kunnen teleurstellen. Behalve als de vogel opeens besloot weg te vliegen, realiseerde Alesana zich toen het dier met klapperende vleugels opsteeg en weg vloog. Hij deed dat vaker en tot nu toe was hij steeds teruggekomen, maar toch was Alesana bang dat de raaf niet meer zou terugkomen. Net als haar moeder. Net als haar vader.

Ze schrok op toen de vogel hard begon te krassen. Hij cirkelde om haar heen en Alesana keek verontrust rond. Het dier was ergens van geschrokken en zodra ze zag wat er opeens tussen de hangende takken van de bomen door vloog, greep ze zowel haar zwaard als haar pijl en boog vast, niet wetend welk wapen ze daar het beste tegen zou kunnen hanteren. 

Hunters ✔ [Nederlandse versie]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu