16 - Vreemdelingen

24 3 0
                                    

Diaval en Alesana lieten de toren achter zich. Er waren veel vragen die ze aan de jongen wilde stellen, maar iets weerhield haar ervan. Ondanks zijn goede zorgen vertrouwde ze hem niet helemaal. Hij leek iets voor haar verborgen te houden, al wist Alesana niet zo goed wat haar dat vermoeden gaf. Vaak ging hij haar blik uit de weg of tuurde hij afwezig in de verte.

Het duurde niet lang voordat Alesana inzag dat de jongen geen moeite zou doen om haar twijfels te verhelpen. Tot nu toe bleek hij een gesloten boek, hoewel hij wel behulpzaam was. Het lag blijkbaar niet in zijn aard om uit zichzelf informatie te geven, maar dat wilden niet zeggen dat hij haar vragen botweg zou negeren. Ze kon allicht proberen iets uit hem los te krijgen. 'Waar woon jij? Zijn er mensendorpen in de Moren?'

'Ik heb geen vaste woonplaats. Ik ga daar waar ik gezonden word.'

Zijn woorden riepen een somberheid op die haar aangreep.

'Ben je haar knecht?'

Het leek haar geen leven om steeds van hot naar her te worden gestuurd. Het klonk alsof hij geen gelegenheid kreeg om zijn eigen keuzes te maken en zo'n leven wenste ze niemand toe.

'Ik dien het land waarin we wonen. Maleficent stuurt me daarin aan, als een commandant die over haar troepen waakt.'

'En waarom bescherm je mij dan?' vroeg ze zacht. Haar woorden waren niet bedoeld als een verwijt, ze probeerde slechts te begrijpen waarom hij zich om haar bekommerde en een reden te vinden om haar wantrouwen te lozen. 'Ik ben toch geen onderdeel van dit land?'

De rode blos die op Diavals wangen verscheen, verraste haar. Wat moest ze daarvan denken? Kondigde die warme gloed een op handen zijnde leugen aan?

'Je bent een gast in dit land. Vreemdelingen zijn hier hoogst ongewoon en in veel gevallen ongewenst, dus als iemand extra bescherming nodig hebt dan ben jij het wel.'

'De meeste wezens die ik tijdens mijn tocht tegen ben gekomen, keken niet op of om toen ik hen passeerde.' Ondanks alle verhalen die Alesana over de Moren had gehoord, kon ze zich niet echt voorstellen dat haar hier grote gevaren te wachten stonden. De omgeving was zo prachtig dat het onmogelijk leek dat wezens met duistere harten hier opgroeiden.

De jongen keek haar zijdelings aan. Zijn ravenzwarte irissen leken haar eigen twijfels te weerspiegelen.

'Herinner je de witte vleermuizen nog?'

Onbewust gleed ze met haar vingers over haar bovenarmen, die nog steeds waren verbonden. Natuurlijk heugde ze zich die monsters nog! Hoe zou ze die kunnen vergeten?

'Hun aanwezigheid in de Moren is net zo uitzonderlijk als die van jou.'

Verward draait ze haar gezicht weer naar hem toe.

'Het spijt me,' zegt hij zacht. 'Ik weet niet waarom je werd aangevallen, maar ik geloof niet dat het toeval is.'

Een huivering trekt langs haar rug. Het laat een spoor van kippenvel achter die zich zelfs tot haar kleine teen uitbreidt.

Waarom zouden er vleermuizen achter haar aan zitten? Had iemand die gestuurd? Probeerde iemand te voorkomen dat ze haar vader zou vinden? Dat betekende in ieder geval dat hij nog in leven was, toch?

'Raaf...' Plotseling moest ze weer aan haar getrouwe vogel denken. 'Zullen ze hem hebben gevangengenomen?' Ze kon immers niet geloven dat hij haar in de steek had gelaten. Paniek kneep haar keel dicht. Iedere teug adem die ze door haar lippen naar binnen zoog, overtuigde haar ervan dat iets ergs Raaf was overkomen. Misschien had een nieuwe troep vleermuizen hem wel te pakken gekregen of hield iemand hem gevangen, zodat zij afgeleid werd van haar zoektocht!

'Rustig,' suste Diaval. Heel even sloten zijn vingers om haar pols, maar ze verdwenen zodra ze haar aandacht op hem vestigde. 'Ik zal hem voor je zoeken.'

Hunters ✔ [Nederlandse versie]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu