Hoofdstuk 17

13 9 2
                                    

'Jes, jes, jes!' roept Lisa blij als ze in de verte naar het schip wijst. 'We zijn er bijna, we zijn er bijna, we zijn er bijna, jaja we zijn er bijna...,' zingt ze vrolijk.

Ik begin te lachen net als de jongens en loop naar het schip toe.

Ik loop direct naar Bjorn, Raymond en Benjamin die paniekerig heen en weer stappen.

Als ze mij zien zuchten ze opgelucht en trekken mij in een knuffel. 'Waren jullie verdwaald?' vraagt Raymond die me terug een knuffel geeft waardoor ik knik. 'Ja het was allemaal mijn schuld ik-'

'Nee het was niemands schuld,' onderbreekt iemand mij waardoor ik verbaasd achter mij kijk en Chris zie.

Ik glimlach naar hem en knik. Het is niemands schuld maar toch voelt het mijn schuld.

'En is het schip al gerepareerd?' vraag ik om het onderwerp te veranderen.

Bjorn schudt zijn hoofd. 'Nee, we gaan hier nog een of twee nachtjes moeten overnachten. Er is water in al de cabines gekomen dus we moeten buiten overnachten zoals Chris al dacht.'

Ik knik. 'Hebben jullie een slaapplek gevonden?'

Ze houden hun schouders op. 'Niet echt,' mompelt Benjamin. 

Ik kijk hem met een scheef hoofd aan. 'Niet echt?'

Benjamin knikt en wijst naar een plekje onder de bomen waar allemaal bladeren, mos en zand ligt.

'Het is best zacht dus...'

Ik knik glimlachend naar de drie jongens. 'Het is goed. Goed gedaan.'

Een glimlach vormt op de drie jongens hun lippen en knikken dankbaar.

'Kom laten we eten. We hebben allemaal eten uit ons schip gehaald en bij onze slaapplek gelegd.'

Ik knik en loop met Benjamin, Raymond, Bjorn en Chris naar alle bemanningsleden die op de grond zitten of liggen in onze slaapplek.

'Laten we eten!' roept Chris waardoor iedereen glimlachend iets te eten neemt.

Ik zelf neem een broodje met ham en kaas en ga naast James en Lisa liggen op het zachte mos.

Ik neem een hap van mijn broodje en kijk naar boven waar ik de sterretjes zie en de maan, Jannetje maan. Dat zeiden mijn ouders vroeger altijd; Jannetje maan. Vraag niet waarom want ik heb geen idee.

Ik grinnik waardoor James mij verward aan kijkt. 'Waarom grinnik je?'

'O gewoon. Niets speciaals,' glimlach ik.

Ik zie James glimlachend zijn hoofd schudden en ook naar boven kijken.

Als ik mijn broodje gegeten heb vrijf ik moe in mijn ogen.

In mijn ooghoek zie ik dat Lisa al in slaap is gevallen waardoor een glimlach op mijn lippen komt.

'Kom ga maar slapen, het is al best laat,' zegt James zachtjes zodat hij de andere die al slapen niet wakker maakt.

Ik kijk naar de andere bemanningsleden en zie dat alleen: Maxime, Dylan, Chris, James en ik wakker zijn.

Ik knik en zie dat James zijn armen open houdt waardoor ik glimlachend naast hem ga liggen met mijn hoofd op zijn borst.

In mijn ooghoek zie ik Chris jaloers kijken.

Kijkt hij jaloers naar mij en James of zie ik het verkeerd?

Ik houd mijn schouders op en sluit mijn ogen zachtjes. 'Slaapwel, James.'

Ik voel dat James mij een aaitje over mijn haren geeft. 'Slaapwel, Alice.'

~•~•~•~

Ik word wakker door het felle licht waardoor ik me omdraai met mijn gezicht in het mos. 

Ik doe direct mijn ogen open en trek een vies gezicht. Ieuw, gadver! Ik veeg met de mouw van mijn trui over mijn gezicht en kijk dan om mij heen, waar ik iedereen nog zie slapen.

Ik grinnik. Ik dacht dat ik degene was die lang uit sliep, maar blijkbaar dus niet.

Ik sta recht en loop naar de zee waar ik een kommetje met mijn handen maak en het water in mijn gezicht gooi. Nu ben ik klaar wakker!

Ik draai me terug om en loop terug naar de slaapplek waar ik me op het zachte mos laat zakken. Ik ga niet terug slapen, ik ben net wakker. Wat zou ik nu kunnen doen?

Een grijns komt op mijn gezicht als ik naar sneeuwwitje kijk die moet wachten tot haar prins haar wakker maakt.

Ik begin James lachend te kietelen waardoor hij lachend omhoog schiet.

Snel leg ik een hand op zijn mond en gebaar dat hij stil moet zijn.

Hij knikt en staat op. 'Kom laten we naar het bos gaan.'

Ik knik glimlachend en loop met hem naar het bos.

'Kun je goed boomklimmen?' vraagt James die in een boom begint te klimmen.

Ik grijns. 'Ik kan het als de beste.'

Ik klim ook een boom in en kom dan eindelijk aan de top van de boom terecht.

James die een boom naast me zit kijkt me verbaasd aan. 'Ik wist niet dat je zo goed kon boomklimmen en niet bang was voor zo'n grote hoogte.'

Ik grinnik. 'Kom laten we naar beneden springen.'

'Nee stop!' roept James in paniek waardoor ik keihard moet lachen. 'Denk je nu echt dat ik dat zou doen? Hallo, dat overleef je niet hoor.'

James zucht opgelucht. 'Kom laten we naar beneden klimmen.' Het woord klimmen zegt hij hard waardoor ik lachend terug naar beneden klim.

Als we terug beneden zijn op de veilige grond trekt James mij in een knuffel. 'Zeg nooit meer zo iets. Ik dacht echt dat je ging springen. Dan was ik je kwijt voor altijd.'

Hij kijkt mij met een pruillipje aan waardoor ik glimlach. Hij is echt schattig!

'Kom laten we terug gaan, voordat ze bezorgd worden.'

Ik knik lachend en loop samen met James terug naar de rest die verbazingwekkend nog steeds aan het slapen zijn. Hoe kan dat nou weer?

PiratenbloedWhere stories live. Discover now