§6

853 29 19
                                    

Een kop thee in mijn hand, bureaulampje aan, andere lampen uit, gordijnen dicht, rustige muziek in mijn oren. De andere jongens zijn allemaal al lang naar bed, maar ik nog niet. Nog steeds wachtend op het telefoontje van mijn vader. Hij kan ieder moment bellen, de nerveusheid eet mij van binnen op. 

Dan gaat mijn telefoon eindelijk af, heel even wacht ik, als ik niet opneem zijn er ook geen problemen. Toch? 

Toch neem ik op, mijn handen trillen. 'Hi pap.' Ik probeer de nerveusheid te verbergen. 'Milo, je weet waarvoor ik bel.' Ik knik ook al kan hij dat niet zien. 'De zoveelste onvoldoende, je weet wat dat betekent.' Hij klinkt boos, streng, bijna maakt het mij bang. 'Ja, ik weet wat dat betekent, maar ik kan het uitleggen pap!' hij bromt zachtjes als antwoord. 'Leg uit.' Ik slik, een brok in mijn keel. 'Nou... je weet wel dat ons kanaal erg aan het groeien is de laatste tijd. Daardoor proberen we steeds goede content te blijven geven en dat kost gewoon veel tijd. Ook met reizen en zo, het neemt gewoon allemaal veel tijd. Daardoor blijft er weinig tijd over om aan school te besteden.' Het blijft een paar seconden stil. 

'Je weet wat wij hebben afgesproken Milo ter Reegen. Je hebt je laatste kans verpest.' Tranen vormen in mijn ogen, ik wil hier niet weg, niet bij mijn thuis. Het thuis dat meer als thuis voelt dan bij ons pap. 'Maar pap dit is niet eerlijk! Ik werk vet hard, sta maar op één vak onvoldoende en nu wil je dat ik plotseling weer terug thuis kom?! Jij bent nooit thuis! Altijd werken, altijd op reis!' Ik ben niet boos, maar toch verhef ik mijn stem. 'Hou je stil. Mama zou dit ook willen.' 

Nu word ik wel boos. 'Laat mama hier buiten. Ik ga niet terug omdat ik één onvoldoende sta.' En met dat hang ik op. Tranen stromen over mijn wangen, ik wil niet terug. Niet naar een huis dat niet als thuis voelt. Niet naar een kaal, eenzaam huis. Niet weg van mijn vrienden, van Matthy. De gedachte om niet meer bij Matthy te wonen maakt mij angstig. Meer tranen stromen uit mijn ogen. Ik wil het niet. 

Het grind knispert onder de wielen van mijn fiets, een koekoek is ergens verder op geluiden aan het maken, het donker omringt mij. Ik rijd het pad af en kom weer terug bij het meer. Mijn fiets leg ik op de grond, daarna loop ik naar de rand van het water. 'Hi mama.' Ik kijk op naar de hemel. Ze is prachtig vanavond. Een droevige glimlach vormt zich op mijn gezicht. 'Wat moet ik nou? Wat wil jij dat ik doe?' Het blijft stil, op de koekoek na. 'Ik wil niet terug naar pap, mama. Het is daar niet leuk, ik hou van hem, maar ik wil niet terug. Dat snap jij toch ook wel?' De stilte zwijgt, het water kabbelt rustig verder. Maar toch hoor ik haar stem. Blijf bij Matthy  Ik weet niet of zij het is of mijn onderbewustzijn. 'dankjewel mama, dat had ik nodig. Ik hou van je, je ziet er prachtig uit vanavond.' 

Ik ben gaan zitten op de picknick tafel. Iets weerhoud mij ervan om terug naar huis te gaan. Iets verteld mij dat ik hier moet blijven vannacht. Bij mama...

Pov Matthy

Ik schrik wakker, zweet staat op mijn voorhoofd. Mijn hoofd draait naar de zijkant, geen Milo te bekennen. Het zal nog wel vroeg in de nacht zijn, toch? Ook al voelt het alsof ik al uren en uren heb geslapen. Mijn hoofd draait naar de andere kant. 4.06 schijnen de rode cijfers van mijn wekker. Vier uur... een ongerust gevoel omringt mij. Milo zou allang hier moeten zijn, slapend naast mij in bed.

'Koen, koen alsjeblieft word f*cking wakker.' Ik schud hem door elkaar, in de hoop dat hij wakker word. 'Wat?' klinkt zijn stem na een paar seconden. 'Waarom de f*ck maak jij mij wakker om,' hij kijkt op zijn wekker, 'Half vijf 's nachts?' 'Milo. Milo is niet thuis en zijn fiets is ook weg.' Hij schiet meteen overeind. 'Wat? Weg? Als in weg weg, als in hij is niet hier thuis.' Ik knik. 'Weg, weg.' 'Wat doen wij hier dan nog? We moeten hem zoeken.' 

Koen en ik zitten samen in de auto, turend over de weg in de hoop Milo te vinden, maar tot nu toe niks. Helemaal niks. 

Minuten verstrijken, vijf uur, kwart over vijf, half zes, de tijd lijkt wel stil te staan. Koen stopt de auto en kijkt mij aan met een paar bezorgde ogen. 'Is er niet een plek waar hij vaak komt ofzo?' Ik schud mijn hoofd, maar plotseling schiet het mij te binnen. 'JA NEE IK WEET HET!' 'Zeg dan!' 'Het meertje. Daar in dat bos vlak bij ons huis. Met die witte picknicktafel. Daar moet hij zijn.' Koen draait de auto meteen om en rijd in hoog tempo naar het meer toe.

We rennen samen over het grindpad naar het meer toe. 'MILO!' Geen reactie. Angst vult mijn gedachtes. 'MILO ALS JE DIT HOORT REAGEER ALSJEBLIEFT!' Koen klinkt net zo angstig als ik daarnet klonk. Ik kijk hem aan, hij kijkt mij aan, zonder wat te zeggen versnellen we beide onze pas. Wat als hij zichzelf wat aan heeft gedaan ofzo...

-892 woorden-

Paragraaf 2 // bankzittersWhere stories live. Discover now