§10

761 26 22
                                    

'Mat kan jij mij naar voetbal brengen?!' Is het eerste wat ik hoor zodra ik mijn ogen open. Het werd gisteravond nog al laat, dus uiteindelijk besloten Mat en ik om bij zijn ouders te slapen. 'Hoe laat moet je weg?' De deur gaat open, ik sluit mijn ogen en doe net alsof ik nog steeds slaap. 'In een halfuurtje? Ik heb geen zin om te fietsen en mama zei dat ik jou moest vragen.' Ik hoor Matthy grinniken. 'Ja kan wel! Maak ik Milo vast wakker.' 'Thanks!' 

Ik hoor zijn voetstappen dichterbij komen. Een klein glimlachje ontstaat op mijn gezicht. 'Lieverd? Ben je wakker?' Ik reageer niet. 'Mmm ik ga je kietelen hoor.' Nog voordat hij een vinger op mijn lichaam kan leggen begin ik al te lachen. 'Aha hij is wakker hoor.' Ik open mijn ogen en kijk recht in de ogen van Matthy. 'Mmmm gun tijd.' Hij lacht en pleurt zijn lichaam boven op die van mij. Een kreun verlaat mijn mond. 'Moest dat nou?' 'Zekers, honderd procent, geen twijfel aan.' 'Ja ja ja ik weet het nu wel!' Ik geef hem een kusje op zijn lippen. 'Ga je mee naar voetbalwedstrijd van Ezzie?' Ik knik rustig. 'Heb niet echt keuze hè, ik studeer vanavond wel ofzo.' Mijn ogen vallen weer dicht, nog steeds niet helemaal wakker. 'Is helemaal goed lieffie, als jij daar in gelooft.' Ik knik en druk Mat iets steviger tegen mij aan. 'Je ruikt lekker...'

Nog geen uur later staan we samen op het voetbalveld, deze keer niet zelf op het veld, maar langs de zijlijn. 'Godsamme wat is het koud.' Ik rits mijn jas nog wat dichter en duik er met mijn hoofd in. Ik kijk Matthy aan, hij kijkt mij aan. Onopgemerkt zet ik een stapje richting Matthy, zo staan we zij aan zij, onze schouders tegen elkaar aan. Een glimlachje ontstaat op zijn gezicht, maar al snel kijkt hij terug naar het veld.

Het begint steeds meer en meer te waaien, mijn voeten zijn koud en tintelen, mijn handen diep in de zakken van mijn jas gestoken. Capuchon op, hoofd weggetrokken in de jas. Even kijk ik opzij, Matthy staat er precies hetzelfde bij als mij. Enig verschil? Hij staat er als een trotste broer, met glinsteringen in zijn ogen, met een brede lach op zijn gezicht. 'Lekker Ezzie!' Hij staat nog net niet te springen op zijn voeten. Die jongen is zo trots op zijn kleine broertje, het is zo lief om te zien. Wat lijkt het mij fijn om iemand te hebben waar je zo trots op kan zijn, om iemand te hebben die zo trots is op jou. Om iemand te hebben waarmee je een band hebt waarvan je weet dat die nooit meer kapot zal gaan, omdat je met bloed verbonden bent. Wat zou het toch fijn zijn, om zo'n iemand om je heen te hebben. 

'Nou ben nog net niet gestorven van de kou.' We stappen beide de auto in, kachel op standje sauna. Ezra bleef nog even hangen en zei dat hij wel thuis werd gebracht. 'Nou je bent absoluut niet de enige, wat was het koud. En dat was allemaal jouw idee!' Ik kijk hem semi-boos aan. 'Ja ja, mijn idee, jij wou ook mee.' 'Ik had geen keuze.' Hij rolt met zijn ogen en zet zijn bril op. 'Sure, blijf geloven.' En met dat rijdt hij weg.

De hele rit naar huis is het stil, ik heb mijn oortjes ingedaan en het beco boek erbij gepakt. Niet dat ik mij kan concentreren, maar het is een manier om niet met Matthy te hoeven praten. Ik weet niet of hij nou boos is op mij, of dat het gespeeld was. Ik weet niet wat hij nu denkt en dat maakt mij onzeker. Even kijk ik opzij, hij heeft beide handen op het stuur en kijkt geconcentreerd naar de weg. Zijn gezicht kan ik niet aflezen, hij zal vast nog boos zijn.

-655 woorden-

Paragraaf 2 // bankzittersWhere stories live. Discover now