Hoofdstuk 38

1.5K 99 14
                                    

Ik word wakker van een luid en laaiend geluid. Met moeite open ik mijn ogen.
Al snel merk ik dat niet meer naast Matteo in het gras lig, ik zit in een stoel.
Om precies te zijn mijn simulatie stoel.
Heb ik het gehaald? Heb ik gewonnen? of wordt ik verbannen..
Ik kijk om me heen. Geen Renée, geen spelmakers, geen andere simulanten.
Er is helemaal niemand. Het enige ding wat leven vertoond is de alarmbel.
Wacht wat? Alarmbel?
Rode lampjes vullen de kamer steeds terwijl er een hard geluid klinkt.
Iets klopt hier niet. The Empire kan toch niet zomaar een noodsituatie hebben?
We worden 24/7 bewaakt door de strengste beveiliging, het kan niet zomaar leeg zijn.
Ik stap van mijn stoel af. Alles voelt zwaarder aan dan eerst. Dit moet dus wel echt zijn.
Ik loop richting de gang terwijl het alarm af blijft gaan.
Ik loop langs de rest van de kamers waar de rest van de simulanten normaal zouden moeten zitten maar ook hier is niemand.
Mijn hard bonkt in mijn keel. Wat is er allemaal aan de hand?
Ik blijf doorlopen totdat ik een deur zie met wit licht. Ik ren er naar toe.
Als ik een voet buiten de deur zet kijk ik om me heen. 

ik ben buiten.

Een fris herfst briesje blaast en kijk om me heen.

Voor me staat een hek. Zonder erbij na te denken, begin ik aan het hek te schudden. 

 Ik haal een stukje hek eruit. Verbaasd sta ik met het stuk in mijn handen. Ik gooi het stuk op de grond en kruip door het gat heen. In de verte zie ik een stad, een stad die me eigenlijk nog nooit eerder is opgevallen.

Daar zullen ze waarschijnlijk wel meer weten over wat hier is gebeurd.
Zonder enige twijfel besluit is er naar toe te lopen. Ik kijk nog één keer achterom en begin dan aan de tocht.

〰➰〰

Vervallen gebouwen, op straat staande auto's, omgevallen bomen.
Ook hier is geen leven te bekennen. Als ik iets verder loop zie ik iemand op de grond liggen.
Ik sprint er naar toe. Hijgend kniel ik naast de man neer. Zijn ogen kijken naar de hemel en hij ligt half uit de auto.
ik leg mijn vingers tegen zijn keel aan in de hoop om  nog iets van leven te voelen.
Zonder enige succes.
Ik sta op en ik kijk om me heen.
Mijn ogen vallen al snel op een supermarkt. De komende dagen zullen waarschijnlijk zwaar zijn dus ik kan beter wat eten en drinken inslaan. Ik loop er meteen naar toe.
Een vrolijk klingeltje klinkt er als ik binnen kom, echt iets typisch voor een klein supermarktje.
Nonchalant pak ik een winkelmandje. Ik doe alsof er niks aan de hand is en gooi er wat dingen in.

Zodra ik alle benodigdheden heb verzameld, sta ik bij de kassa. Dit is raar, niet betalen.
Ik loop naar de uitgang en net als ik één voet buiten de supermarkt heb gezet, klinkt er een zacht gesnik.
Ik spits mijn oren in de hoop dat ik kan achter halen waar hij/zij zit.
Na enige tijd zoeken, vind ik een meisje van een jaar of zeven achter de toonbank. Ik ga naast haar zitten.
'Hé meisje,' zeg ik zacht. Ze is angstig.
'Je hoeft niet bang te zijn, waar zijn je papa en mama?'
Het meisje wijst naar een deur. Ik sta op en loop naar de deur.
Wanneer ik de kamer binnen stap, zie ik een oudere man en vrouw levenloos aan tafel zitten.

Hun hoofden rusten op de tafel.

Ik leg mijn vingers weer bij hun keel. Eerst bij de man, dan bij de vrouw.
Maar ook hier geen enkel resultaat.
Ik loop weer terug naar het meisje. Hoe ga ik dit in hemelsnaam uitleggen.
'Wat is je naam?' besluit ik uiteindelijk te zeggen. Het is beter dat ik tijdelijk niks zeg over haar ouders.
'Loulou,' zegt ze.
'Nou Loulou, heb je zin om met mij op avontuur te gaan?' ik houd mijn hand voor haar.
Ze twijfelt even maar dan komt ze overeind.
'Waar gaan we naartoe?' vraagt ze.
Ik pak haar hand. 'Geen idee.'
Ik kijk haar aan en zij mij. We glimlachen naar elkaar en lopen samen naar de voorkant van de winkel richting de uitgang.
Net wanneer ik mijn eerste stap buiten zet, verschijnen er mannen gekleed in het zwart voor ons.
Ze hebben pistolen. Ze schieten op Loulou en ze raken haar. Alleen er komen geen kogels uit maar pijltjes. Verdovingspijltjes. Loulou raakt binnen enkele secondes buitenwesten. De mannen kijken mij aan en wanneer eentje zijn pistool op mij begint te richten, vlucht ik naar achteren. Ik zie pijltjes langs mij heen gaan en ik maak een sliding naar links. Hijgend sta ik achter een stelling.
Zonder dat ik het eigenlijk in de gaten heb vormen een paar handen zich om mijn keel. Ik krijg geen lucht meer.
Hij smijt me tegen de muur aan en de rest van zijn 'vrienden' komen er al aan gerend.
Alles begint te duizelen omdat ik geen lucht krijg. Ik schop en sla wild om me heen in de hoop dat ik hem raak.
Maar zonder enig succes.
'Stop!' Hoor ik iemand zeggen. De man kijkt op zij en laat me onmiddellijk los.
Happend naar adem val ik op de grond.
'Sorry Luna, dat was niet helemaal de bedoeling.' Ik zie een bekende man voor mij staan. Iemand die ik eerder heb gezien. Mijn vader. Mijn échte vader, niet een simulatie.
'Je leeft,' piep ik eruit.
'Natuurlijk leef ik, ik heb de afgelopen 13 jaar alles gehoord en meegekregen.' Zegt hij met een big smile.
'Waarom was je niet bij ons dan?' Mijn normale stem begint zich weer te vormen.
'In verband met een belangrijk wetenschapsproject. Jullie mochten er niks vanaf weten. Maar nu wel, we hebben je nodig tevens je broer.' Hij knikt naar een van de mannen en onmiddellijk voel ik een pijltje in mijn been.
'Ik zou graag nog even willen blijven babbelen maar helaas, it's time to go.' Hij gebaart wat.
Alles om me heen begint te duizelen en daarna val ik weg.

Hee! Wat vonden jullie van het hoofdstuk? Iets heel anders dan de vorige paar hoofdstukken of niet?
Het wordt nog veel spannender ;)
Nog spelling/grammaticafouten gezien? meldt het even!
Groetjessss <3

The SimulationsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu