~ 24 ~

349 38 23
                                    

Een koude hand grijpt mijn pols, en ik begin te gillen. "Ava?" De schorre stem van Mayla klinkt angstig. Ik voel hoe het bandje van mijn pols word gerukt. Shit, te laat... Het gedaante verstijft. "Dus toch..." Het licht schiet aan. Een vermoeide Mayla staat bij de knoppen, en Daan komt binnen rennen. Meneer Bakker staat met grote ogen naar mijn zwaard te kijken. "Wat..." Stamel ik. Ik ben te verbaasd om te reageren. "Apollo's Trial..." Zegt hij bedenkelijk. Dan kijkt hij naar mij. Ik kijk vol met angst terug. "Dochter van Apollo", zegt hij met een kwaad bedoelde glimlach. Ik kijk om me heen, op zoek naar een uitweg... "Ik ben bang dat jullie vriendin nog even hier blijft", zegt hij tegen zijn kinderen. Ineens valt het me op dat er iets op mijn schoot ligt... Het flesje mist van Ares! "Ik ben bang van niet!" Snauw ik, en ik grijp naar mijn flesje. Maar ik ben te langzaam... Meneer Bakker duwt mijn polsen tegen de muur met één arm, en nu heeft hij vrij spel. "Een echte halfgod", zegt hij met grote ogen. "Pap, laat haar gaan", zegt Daan, half trillend. "Houd je mond, Daan. Gaan jullie maar even weg..." Maar ze blijven stokstijf staan. Nu bestudeert hij mijn zwaard. "Machtig..." Zegt hij. "Erg machtig. Van Apollo zelf geweest..." Hij kijkt naar mij, met een kwade lach op zijn gezicht. Hij pakt het zwaard iets beter beet. "Maar heb jij dan..." Mompelt hij bedenkelijk. "Laat me los!" Krijs ik. Ik probeer weg te duiken, maar hij heeft me té strak vast. "Eens zien..." Dan doet hij iets waarvan ik keihard ga gillen. De man snijd in mijn pols. Niet een grote snee, maar groot genoeg dat het gaat bloeden. "Laat me gaan! De goden gaan je vinden, ik vervloek je!" Ik ratel van alles, maar het enigste wat meneer Bakker doet is vol interesse kijken naar mijn niet zo bijzondere bloed. Hij gaat er langs met zijn dikke vinger, waardoor het nog erger brand. "Doe maar rustig, je hoeft alleen maar wat nectar of ambrosia te eten en het is al weer genezen", zegt hij zakelijk. "Ik heb geen ambrosia of nectar of wat dan ook! Ik ben gewoon een normaal kind!" Krijs ik. Mayla en Daan staan nog steeds sprakeloos in de deuropening. "Maar dat ben je niet, meid. Je vader is een Olympische god! Ha, eindelijk! Na jaren werk! Je lijkt wel op je vader qua uiterlijk... Zelfde kaaklijn, neus, ogen... Ja. Zeker de ogen". Hij duwt met zijn vingers mijn oogleden uit elkaar, zodat hij mijn ogen beter kan bekijken. Ik protesteer heftig, maar zonder enig effect. Dan trekt hij een haar uit mijn hoofd. "Au!" Krijs ik. "Even goudblond als Apollo... Wauw. Ik wist niet dat halfgoden zo veel weg konden hebben van hun ouder. Of jij hebt gewoon geluk", grijnst hij. "Als je me nu niet laat gaan zorg ik ervoor dat Hades je na je dood erg straft!" Krijs ik. Dit laat de man even stoppen. "Maar ik kom wel in de velden van Aphodel. Ik heb een goed leven geleefd voor de rest! Wel vreemd dat je sterfelijk bloed hebt. Had wel wat goddelijk erdoorheen verwacht..." Ik begin nog harder te krijsen. "Pap!" Zegt Mayla huilerig. "Laat haar!" Hij is even afgeleid, maar dat concentreert hij zich weer tot mij. "Nee, nee... Ze word zeker niet gelaten. Ze gaat mee naar het lab, nu. Dankje, mijn twee kinderen. Jullie hebben een echte halfgod binnengesleept. Morgen eten we MacDonalds. Oh, ik vraag me af hoe veel je precies qua karakter overeenkomt met Apollo. Je bent echt heel ha..."

"Pets".

De man zakt in elkaar. Daan word zichtbaar, met een dik boek in zijn hand. Meneer Bakker ligt knock-out op de grond. Snel grijp ik mijn zwaard en laat het weer een armband worden. "Sorry..." Stamel ik. "Maakt niet uit", zegt Mayla. "Onze vader is gewoon gek". "Nee, ik bedoel sorry voor dit..." Ik pak de mist en spray het over hun vader. "Wat is dat?" Vraagt Daan angstig. "Jullie gaan vergeten dat ik besta. Dat dit allemaal gebeurt is". "Maar waarom?" Vraagt Mayla terughoudend. "Het is té gevaarlijk voor jullie zo... Het spijt me, maar ik wil niet jullie dood op mijn geweten hebben..." Ik spray de mist vol in hun gezicht, en voor ze het zelf weten liggen ze naast hun vader. Weg hier, nu.

Ik ren de koude nacht in. Ik ben kapot, maar dat negeer ik maar. Het is half vijf. Ik zucht luid. Geweldig dit. Hier en daar branden er kleine lichtjes, maar de straten zijn uitgestorven, helemaal leeg. Ik krijg gelijk een onbehagelijk gevoel. Waar is de rest? Zijn er monsters? Leeft Lauren nog? De snee in mijn pols steekt best erg... Ik veeg het bloed weg met wat spuug. Wat nu? Blijven wachten? No way dat ik hier in de buurt blijf... Wacht. Ik moet nog mist gaan spuiten op de plek vaan Lamia mij kwam opzoeken. Ik kijk naar het flesje mist wat ik van Ares heb gekregen. Nog voor de helft vol... Perfect. Zo snel ik kan ren ik naar de plek, die erg dicht bij is. Je ziet helemaal niets meer van ons gevecht, maar toch spray ik de hele inhoud erover. "Klaar..." Zucht ik.

"Aaah! Help!"

Ik verstijf. Die gil. Ik herken hem uit duizenden. Lauren. "Lauren!" Roep ik. Geen reactie. Een rilling loopt over mijn rug. Het onbehagelijke gevoel is weer terug. "Oh goden, help!" "Lauren!" Krijs ik. Ik begin te rennen, zo hard ik kan. Op weg naar het geluid, naar mijn vriendin, naar het gevaar... Het komt steeds dichterbij. Een onderdrukte schreeuw, wat gegrom... Ik ren de hoek om, en dan zie ik haar. Lauren ligt op de grond, met drie, angstaanjagende monsters op haar. Het zijn een soort grijze, reusachtige vleermuizen, met vlijmscherpe tanden. Hun vleugels zijn erg groot, en dodelijk... "Help!" Probeert Lauren te krijsen, maar er klinkt alleen maar een gesmoord geluid uit haar mond. Één van de monsters houd zijn verrotte hand tegen Lauren's mond aan, zodat ze niks meer kan zeggen. De ander leunt op haar benen, zodat ze niet weg kan rennen, en de laatste... Die staat op het punt haar te doden. "Lauren!" Roep ik. Haar ogen kijken mij angstig aan. "Laat haar los!" Roep ik. De afgrijselijke wezens draaien hun lelijke kop nu naar mij. Eentje ontbloot zijn tanden. "Nog een halfbloed", zegt het ding die Lauren stil houd. "Jum", zegt de ander, die op haar benen leunt. "Dames", zegt degene die rechtop staat, met ontblootte tanden. Blijkbaar zijn deze monsters alle drie vrouwelijk. "Eerst deze. Dan die". Ze kijken weer naar Lauren, en de doodsangst kan je in haar ogen lezen. Ik ruk het bandje van mijn pols, en hef mijn zwaard. "Ga... Ga daar weg", zeg ik in een poging om dapper te klinken, maar ik ben eigenlijk doodsbang. "Och, het meisje is bang", kakelt de een vrolijk. "Eet haar eerst", zegt het monster die staat, die duidelijk de leider is. "Wat u wilt..." Zegt het monster die haar hand op Lauren's mond houd. Langzaam komt ze dichterbij, en Lauren sluit haar ogen... "Stop!" Roep ik. Ze stoppen. Ik ren op ze af, en steek mijn zwaard in het eerste monster: Die op haar benen. Die schiet weg, jammerend van het gat wat nu in haar schouder zit. De andere twee schieten haar te hulp. Lauren grijpt haar kans en krabbelt gelijk overeind. "Oh my gods", zegt ze, en ze valt in mijn armen. Ik geef haar een stevige knuffel. "Ik dacht dat ik dood ging..." De drie monstervrouwen staan weer op, en draaien zich naar ons. Een voor een ontbloten ze hun tanden. "Tijd voor ontbijt", zegt de middelste. De monsters komen langzaam dichterbij. "Ava?" Stamelt Lauren. "Wat nu?"

Plots stoppen ze.

"Ava?" Vraagt het linker monster. "Ava Starson?" Zegt de rechter. Ik trek lijkbleek weg. "Blond haar, blauwe ogen, erg speciaal, niet doden? Die Ava?" Vraagt het middelste monster. "Wat?" Stamel ik. "Wij zijn furies van de onderwereld. Wij dienen heer Hades. Zijn zoon, Nico Di Angelo, had ons de opdracht gegeven een persoon op deze aarde niet te doden..." "Ava Starson. Blond, krullend haar en sprankelende ogen waarin je verdwaalt raakt", quoteert gaat het middelste monster. "Ze is erg speciaal. Niet doden", gaat de linker verder. De monsters giechelen, en ik word kei rood. "En wij denken dat die jongen nog niet over dat Demeter meisje was! Hahaha!" Ik kijk verbaasd naar Lauren. Nico heeft tegen deze monsters vertelt mij te laten leven. Mij, als enigste! En hij heeft me speciaal genoemd... "Nou, hij mist je, meid", zegt het middelste monster. "De groeten". Als een wervelwind verdwijnen de drie monsters, en zo staan we met z'n tweeën in de vroege ochtend weer monster-vrij op straat. "Ik ben zo blij dat ik je gevonden heb", zeg ik, en ik geef haar opnieuw een knuffel. "Ik jou ook", zegt ze. "Het was oerdom van me om weg te gaan..." "Finn is ook..." Ik slik mijn woorden in. Bijna had ik vertelt over hoe hij plots zo close was met Cat, maar ik wil het Lauren niet aan doen. "Een echte klootzak". Ze knikt. "Maar waar is de rest?" Vraagt ze. "Eh..." Stamel ik. Ik leg haar alles uit. Van mijn uitbarsting, tot Lamia, tot de creepy diehard Griekse mythologie fan vader. Alleen Finn en Cat's kleine vonkje laat ik er tussen uit. "Dus je hebt de groep verlaten voor mij?" Vraagt ze ongelovig. Ik knik. "Je bent echt de beste vriendin die ik ooit gehad heb", grinnikt ze. Ik glimlach. "Ik heb je vader trouwens nog gezien", zeg ik. "Oh ja?" Vraagt ze met grote ogen. "In mijn droom. Hij gaf me mist en zei... Dat hij Finn ook niet mocht, maar hem niet zo maar kon doden omdat hij een van de meestrijdende vier is". "Wie zijn de andere drie dan? Wist hij wie de held was?" Vraagt Lauren nieuwsgierig. "Hij zei dat hij meer wist, maar niks meer wou zeggen... En dat zodra alle goden gevangen zijn, Olympus valt..." "Oh jee..." Zegt Lauren. "Dat klinkt eng..." "Dus we moeten vaart maken. Jezz weet welke richting we op moeten voor de fluit. We moeten Nico..." Ik bloos bij het zeggen van zijn naam, "mee sleuren en de zes goden zoeken. Aphrodite afgestreept. Ares is vrij, en Chaos mag weten welke vier andere goden nog op de vlucht zijn voor deze machtzuchtige boosdoener..." "Laten we dan maar snel de andere zoeken", zegt ze. Ik knik. "Gelukkig zijn wij weer samen. En hé, de volgende keer dat we worden aangevallen", zegt Lauren, "zeg je maar dat je het toekomstige vriendinnetje van hun meester's zoon bent. Dat red ons wel". Ze grinnikt, ik rol met mijn ogen. Maar ergens maakt het me blij. Nico denkt aan me. Nico geeft om me. Hij wilt me niet dood. Ik glimlach blij, en een warm gevoel verspreid zich door mijn lichaam. "Prima", zeg ik, en zo lopen we de duisternis weer in, op zoek naar onze vrienden.

Daughter of the sun (ONDER CONSTRUCTIE)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu