~ 28 ~

319 33 17
                                    

Als ik wakker word wrijf ik pijnlijk over mijn hoofd. "Wat is er gebeurt?" Vraag ik steunend. Ik kijk om me heen. Ik lig op een grasveld, met mijn vrienden om me heen. De zachte ochtend zon schijnt in mijn gezicht. Ik snuif, en ruik wat... Is dat rook? "Leo!" Roep ik uit. Hij schiet overeind. "Wat is er?" Vraagt hij angstig. "Oh, niks, sorry... Ik bedacht me ineens wat er vannacht allemaal is gebeurt..." Hij word rood. "Sorry... Ik heb mijn krachten niet helemaal onder controle soms... En deze nachtmerrie was verschrikkelijk". "Wat gebeurde er?" Vraag ik. "Er... Er waren allemaal gezichtloze mensen. Ze stonden in het kamp, iedereen lag dood en bebloed op de grond. Er klonk een duistere lach, en... Toen werden alle goden in Tartarus gegooid..." "Dat is echt creepy..." Stamel ik. Leo knikt. "En toen schrok ik wakker. Schreeuwend. En ik schopte de dekens door elkaar, en toen... Zat de vlam erin. Finn schrok zich wezenloos". "Gelukkig is alles goed afgelopen", zeg ik, en ik kijk naar Jezz, die in een ongemakkelijke houding op het gras ligt. "Moggel", zegt een schorre stem. We kijken om. Lauren kruipt langzaam overeind. "Slaapt de rest nog?" Vraagt ze. We knikken. "Oké, wakker worden, luiwammesen! Tijd om een fluit te zoeken!" Schreeuwt ze. Steunend en kreunend komen de laatste drie overeind. "Lauren! Ik had net zo'n leuke droom!" Zeurt Jezz. "Gelukkig ben jij weer beter", zegt Lauren poeslief terug. Jezz grinnikt. "Dankzij Ava", voegt Finn toe. Jezz draait haar hoofd nu verlegen naar de grond, alsof ze niet kan toegeven dat ik wat positiefs heb gedaan. "Laten we ontbijt zoeken", stelt Cat voor. We zijn het er allemaal mee eens. Ik strek me uit. "Wow, jongens, het geluid is echt versterkt", zegt Jezz plots. Ze blijft doodstil staan. "We moeten daarheen", zegt ze, en ze wijst naar een richting. "Richting het westen?" Vraagt Finn. "Naar de zee dus..." "Ik weet niet waar, maar het is hier ergens..." "Dat word nog eens een lange wandeling", zegt Cat. "Tenzij..." "Tenzij wat?" Vraag ik. "Schaduw en licht-reizen. Naar dat Delta gebeuren. Jij neemt Lauren en Leo, ik Finn en Jezz. Denk gewoon aan Delta... Dan moet het goed komen. Als we verkeerd komen, dan gaan we terug hier heen". "Eh..." Stamel ik. "Perfect idee", zegt Finn bemoedigend. "Oké..." Stamel ik. "Lauren, Leo..." "En ons ontbijt dan?" Vraagt Leo dramatisch. "We scoren daar wel wat snel. Nu gaan we die fluit halen!" Antwoord Lauren. Ik steek mijn hand uit, en mijn twee vrienden pakken het. "Klaar?" Vraagt Cat, die ook al klaar staat. "Klaar". Ik sluit mijn ogen, en concentreer me. Denk, Ava, denk aan Delta. Denk aan de zee, denk... Ineens val ik neer op de grond, en mijn zicht word troebel. Ik zie nog net Leo bezorgt naar me kijken, maar dan word alles zwart. Ik knipper wild. Wat gebeurt er? Ineens schijnt er een fel licht in mijn ogen. Ik ben verlamd, lig op mijn rug. Een gezicht van een vrouw buigt over me heen. Is dat... Mijn moeder? Ze gaat weg, en een ander gezicht buigt zich nu over me heen. Een man, met goudblond haar, en stralende, helderblauwe ogen. Wacht. Dit is mijn vader! Apollo! Nog steeds ben ik verlamd. "Ze is prachtig", hoor ik mijn moeders stem galmen. "Onze kleine baby", zegt Apollo met een duidelijke stem. Op de achtergrond hoor ik wat ruizen. "Ze moet nu weg, met jou", zegt hij plots een stuk bezorgder. De prachtige blauwe lucht op de achtergrond word ineens grijs, en op beide gezichten komt een bezorgde uitdrukking. "Maar wanneer..." Stamelt mijn moeder. "Op een dag. Als ze oud genoeg is", zegt mijn vader. "Dan komt ze het zelf te weten. Voor nu is ze goed verborgen voor de slechte buitenwereld, dus het zal niet opvallen dat ze... Anders is. En als er iets is... Er is een jageres die ik de opdracht kan geven bij haar te blijven vanaf haar middelbare schooltijd. Het kan haast niet mis gaan, hopen wel met z'n allen..." "En wat dan met dat gedoe van..." "Ze krijgt de profetie vanzelf te horen, als ze weet wie ze is. Het gaat lastig worden, verwacht ik... We kunnen alleen maar hopen", antwoord m'n vader. Mijn moeder geeft hem vlug een kus, en grijpt mij beet. Mijn zicht volgt de kleine ik, en dan word alles weer zwart...

Ik kom overeind, en stik zowat in mijn eigen spuug. "Jezus, Ava, gaat het?" Vraagt Finn bezorgt. Leo pakt mijn hand en helpt me omhoog. "Wat gebeurde er?" Vraagt Lauren angstig. "Ik... Ik kreeg een soort beeld", zeg ik. "Mijn moeder was er, en... Mijn vader. De echte, Apollo. En ze praatten over mij, over later... Het was heel vreemd". Iedereen kijkt me bezorgt aan. "Maar het gaat weer, echt", zeg ik. Nog steeds staren ze me aan. "Laten we gaan!" Roep ik, lichtelijk geïrriteerd. "Oké..." Stamelt Cat overdonderd. Ik pak Leo en Lauren ruw beet en sluit mijn ogen weer. Dit keer word ik niet weggezogen in een rare herinnering. Delta, denk ik. Delta en zee. Dingen. Rare dingen. Nee, Delta! En zee...

"Whoesj..."

Een felle flits, wat misselijke gevoelens, en... Ik hap naar adem, begin automatisch te kuchen, maar word alleen maar nog benauwder. We zijn... Onderwater! Mijn longen vullen zich opnieuw met water, en ik trappel wild naar het wateroppervlak. Snel, adem, lucht... Woest kom ik boven water, en gelijk hoest ik mijn longen uit mijn lijf. "Leo! Lauren!" Roep ik. Zo'n vier meter van mij vandaan popt Lauren ineens boven water. "Ava!" Kucht ze. "Waar zijn we?" Ik kijk om me heen. "Het lijkt wel een normale... Damn! Wat is dat?" Roep ik, en ik wijs naar een reusachtig bouwwerk, zowat naast ons. Het lijkt wel een reusachtige brug, met een soort platen erboven. Het ziet er naar uit dat die dicht gedaan kunnen worden... "De Delta werken", hijg ik. "Help!" Horen we ineens. Beide kijken we verschrikt om. Achter ons slaat Leo wild om zich heen. "Water... Haat aan water", snauwt hij nors. "Vuurjongen vindt water niet zo leuk, hè?" Grinnikt Lauren. Leo zegt niks terug, en slaat het water alleen maar harder. "Hey! Jongens!" Hoor ik ineens van ver weg. Ik tuur voor me uit, met de Delta werken achter ons. "Finn, Cat en Jezz zijn daar", zeg ik, en ik begin te zwemmen. Plots komt er een boot langsvaren. Er schalt een stem door een megafoon, maar die kan ik niet verstaan. De boot vaart eerst naar Jezz, Finn en Cat, die aan boord worden ontvangen door een oude man. Dan vaart hij naar ons, en al hijgend klim ik de boot op. De oude man grijpt mijn pols, en zo sta ik drijfnat op een krappe boot met de rest. De man begint van alles te zeggen, maar Leo is de eerste die de man vertelt dat we heen Nederlands spreken. Hij werpt ons een norse blik, en loopt weer naar het roer. We blijven overdonderd achter. "Wat zei hij?" Vraagt Jezz. "Iets over wat in hemelsnaam we hier deden, of we wel lekker waren en hoe we hier kwamen", zegt Finn. De boot begint te schudden, en dan beginnen we te varen. Langzaam maken we steeds meer vaart, en uiteindelijk stoppen we dan aan de kust. "Hier, eh... Jullie meelopen met mij. Jullie praten met iemand", zegt de oude man moeizaam. Die kan geen Engels dus. Zwijgend volgen we hem, richting een gebouw. Als we binnenlopen zien we dat het een groot kantoor is. Er zijn ongeveer tien bureaus, met elk iemand erachter. Sommige zijn druk aan het typen, sommige staren levenloos naar het scherm. De oude man zegt wat tegen een vrouw achter de computer, die ons bedenkelijk aankijkt, en dan wat zegt tegen de man. Dan werpt ze haar koude, blauw-grijze ogen naar ons. "Kom mee", zegt ze kil, en ze staat op uit haar stoel. Ze loopt richting een kamer, opent de deur, en staart ons ongeduldig aan. We trippelen angstig naar binnen, en we leunen ongemakkelijk tegen de witte muur. De vrouw stapt naar binnen, en sluit de deur. "Zo", zegt ze. "Dus jullie hebben het in jullie hoofd gehaald om te gaan zwemmen recht naast de Delta werken?" Ze klinkt kwaad. Erg kwaad. Ik maak me zo klein mogelijk. "Hoe kwamen jullie dat water in? Hebben jullie enig idee hoe gevaarlijk het is, en wie zijn jullie?" Ik zie Cat Lauren iets overhandigen... Mist! "Wij, mevrouw", zegt Lauren, en ze zet een stap naar voren, "zijn aparte kinderen. Mijn moeder is een alleenstaande vrouw. Mijn vader is een Griekse oorlogsgod. En ik? Ik ben een halfbloed". Ze spuit de mist vol in haar gezicht, en dat is het teken voor ons om te rennen. Finn duikt naar de deur en opent het. We rennen zo snel we kunnen, en alle mensen kijken ons vol verbazing aan. Finn trapt de deur naar buiten open, en zo vallen we zowat weer de buitenwereld in. "Lopen!" Sist Jezz, die achteraan staat. De vrouw staat versuft op. We rennen, en rennen. We rennen de Deltawerken zelf op, de reusachtige brug. "Jongens", hijgt Jezz. "Het geluid word steeds sterker!" "We zijn zo dichtbij", hijgt Lauren. "Zo dichtbij Nico..." Fluister ik. We rennen de brug af. Voor ons is een duin, met daarachter de zee. "Volg mij", zegt Jezz, en ze rent vooruit. Vermoeid volgen we haar. We rennen de duin op, en vol vertrouwen rent Jezz naar een soort park wat er ligt. Pas als we er voor staan stopt ze. We hijgen allemaal. "Zo", zegt Leo. "Dat is weer de dagelijkse conditie training". We zijn allemaal nog nat, maar gelukkig druipen we niet meer. "Hier ligt het", zegt Jezz groots, en ze wijst naar de poort. "Neeltje Jans?" Vraagt Finn ongelovig. Ze knikt. "Ergens in dit park ligt het". "Laten we maar naar binnen gaan", zegt Finn, en hij zet een stap richting de poort, richting de fluit, en daarmee richting de onderwereld...

Daughter of the sun (ONDER CONSTRUCTIE)Where stories live. Discover now